ECLI:NL:RVS:2024:3737
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 18 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was op 31 januari 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 18 juli 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist en om opvang en verstrekkingen te ontvangen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld. In zijn overwegingen heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat, gelet op de aangevoerde argumenten, er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de vreemdeling is afgewezen, en de minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 18 september 2024, en is vastgesteld door mr. D.A. Verburg, met mr. R.H.L. Dallinga als griffier.