ECLI:NL:RVS:2024:3729
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen bewaring door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 17 september 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de vreemdeling op 26 juni 2024 in bewaring had gesteld. De vreemdeling had eerder beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, die op 22 juli 2024 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het hoger beroep onder meer betrekking heeft op een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord. De Afdeling heeft in een eerdere uitspraak van 24 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2979) al een oordeel geveld over de informatieplicht van de minister uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vreemdelingenbesluit 2000. De Raad van State heeft in deze zaak geen aanleiding gezien om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak.
De beslissing van de Raad van State is dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 september 2024.