ECLI:NL:RVS:2024:3723

Raad van State

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
202402329/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 17 september 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 10 maart 2023 de aanvraag afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 15 mei 2023 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. De rechtbank verklaarde op 18 maart 2024 het beroep ongegrond, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door mr. M. Pals, advocaat in Arnhem.

De Raad van State overwoog dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder soortgelijke rechtsvragen beantwoord, en in dit geval bood het hoger beroep geen aanleiding om anders te oordelen.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 september 2024.

Uitspraak

202402329/1/V2.
Datum uitspraak: 17 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 18 maart 2024 in zaak nr. NL23.14742 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
a
Bij besluit van 15 mei 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 maart 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Pals, advocaat in Arnhem, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat onder meer over een rechtsvraag die de Afdeling eerder heeft beantwoord (uitspraak van 4 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3184, onder 4.1.3, over het gerechtvaardigde onderscheid tussen Dublinclaimanten en andere vreemdelingen in het sinds 1 augustus 2019 bij WBV 2019/10 gewijzigde beleid over slachtoffers van mensenhandel). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Lange
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2024
853-1088