ECLI:NL:RVS:2024:3697
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 16 augustus 2023 zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk heeft verklaard. De vreemdeling had op 1 november 2022 een aanvraag ingediend, maar de minister had tot dat moment nog geen besluit genomen. Op 30 oktober 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid echter de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd, waardoor de vreemdeling het doel van zijn procedure heeft bereikt. Hierdoor heeft hij geen belang meer bij de beoordeling van het hoger beroep.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de vreemdeling geen procesbelang meer heeft. De minister had de beslistermijn rechtmatig verlengd en heeft binnen vijftien maanden na indiening van de aanvraag een besluit genomen. De vreemdeling heeft geen beroepsgronden ingediend tegen het besluit van 30 oktober 2023, waardoor er geen beroep van rechtswege is ontstaan dat nog beoordeeld moet worden.
De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak is op 13 september 2024 openbaar uitgesproken, waarbij de vreemdeling vertegenwoordigd werd door zijn advocaat, mr. A. Saakjan.