ECLI:NL:RVS:2024:3689
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
Op 12 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel, die eerder door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op 25 mei 2023. De rechtbank Den Haag had op 2 augustus 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep beslist.
De voorzieningenrechter overweegt dat de minister binnen zes maanden na de uitspraak van de rechtbank een nieuw besluit moet nemen. Aangezien er een uitspraak op het hoger beroep wordt verwacht voor het verstrijken van deze termijn en de minister geen spoedeisende omstandigheden heeft aangevoerd, is er op dit moment geen spoedeisend belang dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt dan ook afgewezen. De minister wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn opgekomen in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.