ECLI:NL:RVS:2024:3662

Raad van State

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
202405151/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
  • L.C. Lodeweges
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende verblijfsvergunning

Op 11 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een aanvraag van twee vreemdelingen om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 april 2022 was afgewezen. De vreemdelingen maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 22 april 2023 door de staatssecretaris ongegrond verklaard.

De vreemdelingen hebben vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. Op 19 juli 2024 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de afwijzing van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op het bezwaar moet nemen, met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. De minister van Asiel en Migratie heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft de minister in zijn verzoek om een voorlopige voorziening gevolgd en bepaald dat de minister de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangen van de minister en de vreemdelingen in overweging zijn genomen en dat het treffen van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 september 2024.

Uitspraak

202405151/2/V2.
Datum uitspraak: 11 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 19 juli 2024 in zaak nr. NL23.14708 in het geding tussen:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 7 april 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdelingen om hen een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 22 april 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op wat is aangevoerd en gelet op de belangen die de minister en de vreemdelingen naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
voorzieningenrechter
w.g. Lodeweges
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2024
625