ECLI:NL:RVS:2024:3638
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 9 september 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De aanvraag was op 27 juni 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 10 januari 2024 door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 18 juli 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.D. Banet, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak van de rechtbank.
De Raad van State overwoog dat het hoger beroep zich niet richtte tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet had uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep. Daarnaast werd de door de vreemdeling gevraagde verlenging van de termijn voor het indienen van grieven als niet mogelijk beschouwd, conform artikel 85, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Uiteindelijk verklaarde de Afdeling bestuursrechtspraak het hoger beroep niet-ontvankelijk en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Q. Boon, griffier.