ECLI:NL:RVS:2024:3628
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende verblijfsvergunning
Op 6 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Asiel en Migratie een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 26 juli 2024 het beroep van vier vreemdelingen gegrond had verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De vreemdelingen hadden in 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke was afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd in januari 2023 ongegrond verklaard door de staatssecretaris.
De minister verzocht de voorzieningenrechter om de uitspraak van de rechtbank niet uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom heeft hij besloten om de voorlopige voorziening te treffen, wat betekent dat de minister geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen over het hoger beroep.
De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze beslissing is genomen in het belang van zowel de minister als de vreemdelingen, waarbij de belangen van beide partijen zijn afgewogen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 september 2024.