ECLI:NL:RVS:2024:3626
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen besluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 6 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. Deze aanvraag werd op 21 juni 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld, met de bepaling dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk moest verlaten. De vreemdeling ging hiertegen in beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 8 augustus 2024 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde, voor zover het betrekking had op het terugkeerbesluit. De minister van Asiel en Migratie heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang aanwezig was, zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had de minister namelijk niet opgedragen om binnen een bepaalde termijn een nieuw besluit te nemen, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening ontbrak. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 6 september 2024.