202401820/1/A2.
Datum uitspraak: 4 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
en
het college van beroep voor de examens van de Rijksuniversiteit Groningen (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 23 november 2023 heeft de examencommissie van de faculteit rechtsgeleerdheid (hierna: de examencommissie) het door [appellante] afgelegde tentamen Law and Legal Skills: The Dutch Example (hierna: het tentamen) ongeldig verklaard vanwege fraude.
Bij beslissing van 12 maart 2024 is het hiertegen ingestelde administratief beroep door het college ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 mei 2024, waar [appellante], bijgestaan door [gemachtigde], is verschenen. Het college vertegenwoordigd door mr. M.E.A. Donkersloot heeft door middel van een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] heeft op 30 oktober 2023 het tentamen gemaakt. Tijdens de eerste drie kwartier had zij twee readers met beschreven tabbladen beschikbaar. Deze readers zijn door een surveillant ingenomen. [appellante] heeft vervolgens het tentamen met behulp van digitale readers afgemaakt. De examencommissie heeft [appellante] gehoord. Zij heeft verklaard dat zij niet de intentie had om te frauderen en dacht dat de markeringen toegestaan waren. De examencommissie heeft geconcludeerd dat sprake was van fraude. Als sanctie wordt haar tentamen ongeldig verklaard. [appellante] heeft inmiddels op 29 januari 2024 de herkansing van het vak Law and Legal Skills gemaakt en daarvoor het cijfer 9 behaald.
Besluitvorming
2. Het college heeft de beslissing van de examencommissie in stand gelaten. Hieraan heeft het ten grondslag gelegd dat het bij [appellante] bekend had moeten zijn dat het niet was toegestaan om in de readers te schrijven. Dat dit niet is toegestaan, staat in het Examenreglement 2023-2024 (hierna: het examenreglement), de Online Kennisbank, op Brightspace en bovendien zijn studenten er tijdens het onderwijs uitdrukkelijk op gewezen. Dat er bij een ander vak wel een uitzondering op die regel is gemaakt, maakt niet het ook in dit geval was toegestaan. Het beschrijven van tabjes in de readers valt onder de definitie van fraude in artikel 15 van het examenreglement. De beslissing van de examencommissie is voldoende gemotiveerd en omdat enkel een herstelsanctie is opgelegd is deze proportioneel, aldus het college.
Gronden van beroep
3. [appellante] betoogt dat haar gedraging ten onterechte aangemerkt is als fraude. In de genoemde regelingen staat dat annotaties in wettenbundels niet zijn toegestaan; readers worden niet genoemd. Bij dit vak werd gebruikt gemaakt van readers, in deze readers stond een selectie van verdrags- en wetteksten. Bovendien is niet in enige bepaling beschreven, dat deze handeling als fraude bestempeld kan worden, ook niet in artikel 15 van het examenreglement. Het was volgens [appellante] daarom niet ondubbelzinnig duidelijk dat dit niet was toegestaan. Ook is niet duidelijk vast komen staan wat het voordeel is dat zij heeft gehad aan de annotaties op de tabbladen. Het element van het mogelijk behalen van voordeel is volgens [appellante] wel van belang bij de afweging die er gemaakt moet worden bij het al dan niet opleggen van een sanctie. Op het moment dat de readers in beslag werden genomen, was zij bezig met het onderdeel van het tentamen waarvoor zij deze readers niet kon gebruiken. De examencommissie had dit kunnen onderzoeken in de digitale omgeving waarin zijn werkte. Bovendien heeft het college heeft volgens [appellante] gehandeld in strijd met de goede procesorde. De examencommissie heeft namelijk haar schriftelijk verweer met de stukken pas zes dagen voor de zitting bij het college overgelegd en het college heeft deze gang van zaken geaccepteerd. [appellante] heeft zich hierdoor niet ten volle kunnen verdedigen. Tot slot stelt [appellante] dat de beslissing niet evenredig is. Hoewel opzet niet is vereist om te kunnen spreken van fraude had zij niet de bedoeling om te frauderen en had dus moeten worden volstaan met een minder zware consequentie.
Overwegingen
4. Het juridisch kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
4.1. De WHW en de OER maken een onderscheid tussen ‘fraude’, enerzijds, en ‘onregelmatigheden’, anderzijds. In beide gevallen gaat het erom dat er sprake is van omstandigheden die het onmogelijk maken om een juist oordeel te vormen over kennis, inzicht en vaardigheden van een student. Zoals de Afdeling eerder heeft vastgesteld, zijn deze begrippen echter geen synoniemen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2963). Kort gezegd komt dit verschil erop neer dat niet iedere onregelmatigheid fraude is, maar iedere vorm van fraude wel een onregelmatigheid oplevert. 4.2. Zowel bij fraude, als bij een onregelmatigheid die geen fraude oplevert, kan de examencommissie een tentamen ongeldig verklaren. Wanneer sprake is van enkel een onregelmatigheid ligt de wettelijke grondslag daarvoor in het waarborgen van de kwaliteit van examens, zoals is vastgelegd in artikel 7.12b, eerste lid onder a, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: de WHW). Bij fraude vormt artikel 7.12b, tweede lid, van de WHW de wettelijke grondslag voor het opleggen van sancties, die verder kunnen gaan dan het enkele ongeldig verklaren van het tentamen. Op basis van dit onderscheid ziet de Afdeling zich dan ook voor de vraag gesteld of het handelen van [appellante] aan te merken is als fraude.
Is sprake van fraude?
4.3. Vast staat dat [appellante] haar reader had voorzien van tabjes. Deze tabjes had zij beschreven met de nummers van de wetsartikelen en onderwerpen als ‘Sec. Council’ en ‘General Assembly’ om zo de locatie van de diverse bepalingen in de reader te markeren en de vindbaarheid te vergemakkelijken. Partijen verschillen van mening of dit handelen binnen de definitie van fraude valt, zoals deze is opgenomen het examenreglement.
4.4. [appellante] stelt zich op het standpunt dat het hier een reader betreft en geen wettenbundel en dit dus nooit binnen die definitie kan vallen. Hierin kan zij niet worden gevolgd. Voor [appellante], als afgestudeerd HBO-jurist en pre-master student voor een juridische masteropleiding, had duidelijk moeten zijn dat deze reader hier fungeerde als een wettenbundel. De reader bevatte namelijk een praktische selectie van de relevante verdrags- en wetteksten ter gebruik in plaats van de uitgebreide collegebundel(s). Dat het dus niet de bedoeling was om deze reader te voorzien van aantekeningen is dan ook naar het oordeel van de Afdeling evident.
4.5. De Afdeling ziet zich voor de vraag gesteld of de feiten en omstandigheden zoals deze voorliggen de conclusie kunnen dragen dat buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat [appellante] heeft gefraudeerd. Die vraag beantwoordt zij ontkennend. Uit artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden volgt dat de examencommissie moet bewijzen dat fraude is gepleegd (zie de uitspraak van de Afdeling van 2 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2963). In geval van twijfel moet aan de betrokkene het voordeel van de twijfel worden gegund. Het aanbrengen van tabjes in collegebundels is geen ongebruikelijke manier om de vindbaarheid van artikelen in een (wetten)bundel te vergroten. Dat het met de bijschrijvingen op de tabjes zoals aangebracht door [appellante] voor haar mogelijk was om sneller en gerichter door de reader te navigeren, rechtvaardigt op zichzelf nog niet de conclusie dat zij de reader, in strijd met wat ook op het tentamenvoorblad was vermeld, heeft voorzien van aantekeningen en dat daarmee buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat zij fraude heeft gepleegd. De examencommissie is niet in haar bewijslast geslaagd. Het college heeft de beslissing van de examencommissie van 23 november 2023 dan ook ten onrechte in stand gelaten. Het betoog slaagt.
Conclusie
5. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat de beslissing van het college van 12 maart 2024 moet worden vernietigd. De Afdeling zal zelf in de zaak voorziend het administratief beroep gegrond verklaren en de beslissing van de examencommissie van 23 november 2023 vernietigen. Het college moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt de beslissing van het college van 12 maart 2024 met kenmerk CBEZ23006955;
III. verklaart het administratief beroep gegrond;
IV. vernietigt de beslissing van 23 november 2023 met kenmerk S23.035452;
V. veroordeelt het college tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00 geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende bijstand;
VI. veroordeelt het college tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het administratief beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.248,00 geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende bijstand;
VII. gelast dat het college aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 51,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter en mr. J.Th. Drop en mr. J.C.A. de Poorter, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Polak
voorzitter
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2024
284-1043
BIJLAGE - Juridisch kader
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.12b. Taken en bevoegdheden examencommissie
1. Naast de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 7.11 en 7.12, tweede lid, heeft een examencommissie de volgende taken en bevoegdheden:
a. het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens onverminderd artikel 7.12c, […]
Onderwijs- en Examenregeling bacheloropleidingen Rechtsgeleerdheid voor het studiejaar 2023-2024
Artikel 9.18 - Fraude en plagiaat
De Examencommissie legt haar handelwijze bij fraude vast in het Examenreglement.
Artikel 9.19 - Ongeldig tentamen
Indien er sprake is van zodanige onregelmatigheden ten aanzien van een tentamen of een onderdeel daarvan, dat een juist oordeel over de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus onmogelijk is gebleken, kan de Examencommissie het tentamen of een onderdeel daarvan ongeldig verklaren voor zowel de examinandus als een groep van examinandi.
Examenreglement 2023-2024
Artikel 15 Fraude
Lid 1 Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor het vormen van een juist oordeel omtrent zijn of andermans kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt.
Lid 1a Als fraude gelden onder meer:
[…]
b. het tijdens een tentamen voorhanden hebben van bijschrijvingen in wetboeken, daaronder begrepen door onderstrepingen of markeringen aangebrachte codes;
[…]