ECLI:NL:RVS:2024:3544

Raad van State

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
202402632/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

Op 30 augustus 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. W.A. Berghuis, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 24 april 2024 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 januari 2024 hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had afgewezen. De vreemdelingen hadden hun aanvragen ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft laten weten dat zij met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) Nederland hebben verlaten. Dit leidde de Afdeling tot de conclusie dat de vreemdelingen geen belang meer hadden bij een beoordeling van het hoger beroep, aangezien zij niet langer bescherming in Nederland zochten. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Huizer, griffier.

Uitspraak

202402632/1/V2.
Datum uitspraak: 30 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kinderen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 24 april 2024 in zaken nrs. NL24.2232 en NL24.2234 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluiten van 19 januari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 24 april 2024 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. W.A. Berghuis, advocaat in Dordrecht, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris en de vreemdelingen hebben nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       De minister heeft de Afdeling laten weten dat de vreemdelingen met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) uit Nederland zijn vertrokken. Daaruit leidt de Afdeling af dat de vreemdelingen niet langer bescherming in Nederland zoeken. Daarom hebben de vreemdelingen geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Huizer, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Huizer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2024
987