ECLI:NL:RVS:2024:3542

Raad van State

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
202404909/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 30 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, welke op 3 november 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 9 juli 2024 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de beoordeling van de grieven nader onderzoek vereist, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Gelet op de belangen van zowel de minister als de vreemdeling, heeft de voorzieningenrechter besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.

Uitspraak

202404909/2/V3.
Datum uitspraak: 30 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 9 juli 2024 in zaak nr. NL23.35396 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 3 november 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij tussenuitspraak van 26 januari 2024 heeft de rechtbank de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een aan dat besluit klevend gebrek te herstellen.
Bij brief van 13 maart 2024 heeft de staatssecretaris het besluit van 3 november 2023 aangevuld.
Bij uitspraak van 9 juli 2024 heeft de rechtbank het door de vreemdeling ingestelde beroep tegen het besluit van 3 november 2023, aangevuld bij brief van 13 maart 2024, gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       De beoordeling van de grieven vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Gelet hierop en op de belangen die de minister en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2024
18-1102