ECLI:NL:RVS:2024:3521
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling in bewaring gesteld door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 28 augustus 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in bewaring was gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit was genomen op 30 mei 2024. De vreemdeling had eerder beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, die op 21 juni 2024 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, advocaat in Amsterdam, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het hoger beroep betrekking heeft op een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord in een uitspraak van 24 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2979). De Afdeling bevestigt dat er geen reden is om in dit geval anders te oordelen over de informatieplicht van de minister, zoals vastgelegd in artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vreemdelingenbesluit 2000. De uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd.
De uitspraak is gedaan door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024.