ECLI:NL:RVS:2024:3469

Raad van State

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
BRS.24.000293
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan Russische transgender vreemdeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 26 juli 2024 het beroep ongegrond verklaarde tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, genomen op 23 juni 2024, hield in dat de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel werd opgelegd. De vreemdeling, een Russische transgender persoon, stelde dat de minister onvoldoende rekening had gehouden met bijzondere individuele omstandigheden die de vrijheidsontneming onevenredig bezwarend zouden maken.

De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat de minister de situatie van de vreemdeling op juiste wijze had beoordeeld en dat er geen reden was om de grensdetentie onrechtmatig te achten. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep op 30 augustus 2024 behandeld.

De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidt. De rechtbank had correct getoetst of de minister bij het opleggen van de grensdetentie voldoende had gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling. De Afdeling concludeerde dat er geen vragen waren die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

BRS.24.000293
Datum uitspraak: 30 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 juli 2024 in zaak nr. NL24.26077 in het geding tussen:
[de vreemdeling],
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 23 juni 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 26 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, advocaat in Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Anders dan de vreemdeling stelt, heeft de rechtbank op juiste wijze getoetst of de minister bij het opleggen van de grensdetentie aan de vreemdeling, een Russische transgender persoon, afdoende heeft beoordeeld of zich bijzondere individuele omstandigheden voordoen die de vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken en heeft de minister in dit geval die vraag ontkennend kunnen beantwoorden.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Den Heyer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2024
18-1058