ECLI:NL:RVS:2024:345
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep en een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die geen verblijfsrecht meer heeft als gemeenschapsonderdaan in Nederland, vastgesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 31 oktober 2022. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd op 8 februari 2023 niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 7 december 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. Mohrmann, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had terecht geoordeeld en de motivering van de rechtbank werd overgenomen. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.