ECLI:NL:RVS:2024:3423

Raad van State

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
202403568/1/R1 en 202403568/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders Bronckhorst over locatie ondergrondse verzamelcontainers

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 juli 2024 uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoeker] uit Keijenborg, gemeente Bronckhorst, tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst van 16 april 2024. Dit besluit betrof de aanwijzing van een evenemententerrein ten oosten van de Hogenkampweg in Keijenborg als locatie voor ondergrondse verzamelcontainers. Tijdens de openbare zitting, die op dezelfde dag plaatsvond, heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord.

[Verzoeker] verzocht om een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat [verzoeker] voldoende gelegenheid heeft gehad om een zienswijze in te dienen en dat de zienswijzen ook hebben geleid tot aanpassingen in het besluit. Het college heeft de bevoegdheid om de locatie te kiezen zonder verplichting om de gemeenteraad hierbij te betrekken. De voorzieningenrechter concludeerde dat het college op een zorgvuldige manier tot zijn besluit is gekomen, waarbij de belangen van groen en bomen zijn afgewogen tegen de noodzaak van de locatiekeuze.

De voorzieningenrechter merkte op dat de overlast van ongedierte en verstoring van het bodemleven inherent is aan elke locatiekeuze en dat de verkeersveiligheid op de gekozen locatie geen grote problemen met zich meebrengt. Het college heeft overtuigend aangetoond dat het aangedragen alternatief voor de locatie niet haalbaar is, gezien de drukte en de verschillende vervoersstromen bij het sportcomplex. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om het college in proceskosten te veroordelen, aangezien er geen beroep meer loopt na deze uitspraak.

Uitspraak

202403568/1/R1 en 202403568/2/R1.
Datum uitspraak: 25 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van de Awb, op het beroep van:
[verzoeker], wonend in Keijenborg, gemeente Bronckhorst,
verzoeker,
en
het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 25 juli 2024 om 11:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter
griffier: mr. W.M. Boer
Verschenen:
[verzoeker], via een videoverbinding;
Het college, vertegenwoordigd door D. Robbertsen-Boon.
Het beroep van [verzoeker] is gericht tegen het besluit van het college van 16 april 2024, waarbij het evenemententerrein ten oosten van de Hogenkampweg in Keijenborg is aangewezen als locatie voor ondergrondse verzamelcontainers.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter
I.        verklaart het beroep ongegrond;
II.       wijst het verzoek af.
De voorzieningenrechter heeft de volgende redenen voor dit oordeel:
[verzoeker] heeft na de bekendmaking een zienswijze kunnen indienen. Dat het college toen al een ontwerp-besluit voor de locatiekeuze had gemaakt, behoort tot deze procedure. De zienswijzen hebben ook geleid tot enige aanpassingen, dus je kan ook zien dat de zienswijzeprocedure niet zonder invloed is geweest. Bij de locatiekeuze gaat het om een bevoegdheid van het college. Het is niet verplicht daar de raad van de gemeente bij te betrekken.
Het klopt dat bij de locatiekeuze zo veel mogelijk moet worden voorkomen dat er groen / bomen sneuvelen, maar dat betekent niet dat er geen groen en/of bomen mogen worden verwijderd. Het college heeft uitgelegd dat het in dit geval nodig is dat groen verdwijnt en dat het niet heel ingrijpend is. Er verdwijnt in de meest recente opzet geen boom meer.
Dat er enige mate van overlast van ongedierte en mogelijk verstoring van het bodemleven plaatsvindt, is geen reden om af te zien van deze locatie. Dat is inherent aan elke locatie die men kiest. Het uitzicht bij het binnenrijden van het dorp wordt beschermd door een groene haag, ook al is nog niet helemaal zeker hoe die gaat worden uitgevoerd.
Op het punt van de verkeersveiligheid zijn geen grote problemen te verwachten. De capaciteit van de weg is op dit punt niet zorgwekkend.
Als een locatie in principe geschikt is, mag het college daar dus ook in principe voor kiezen. Het college moet daar alleen van afzien als een aangedragen alternatief zo veel beter is, dat het niet mag vasthouden aan deze locatie.
Het aangedragen alternatief om de locatie, maar dan voor 8 containers, te behouden bij het sportcomplex is overtuigend weersproken door het college: het wordt daar te druk om die locatie te behouden. Dat heeft te maken met hoeveelheden mensen, met parkeerplaatsen en met de verschillende vervoersstromen. Ook de verspreiding van de acht containers is geen reëel alternatief. Dat leidt er te snel toe dat mensen afval zullen plaatsen rondom containers, omdat zij niet de afvalcontainer aantreffen die zij nodig hebben voor het afval waarmee zij aankomen. Concentratie van afvalcontainers leidt kortom naar verwachting tot zorgvuldiger gedrag van de burgers die ervan gebruik maken.
De gestelde vergunningplicht is niet van belang bij de beoordeling of deze locatie mocht worden gekozen. Niet is gebleken dat vergunningplicht of de uitkomsten van de quick scan sowieso in de weg staan aan de keuze voor deze locatie.
Omdat met dit oordeel er geen beroep meer loopt, komt ook het verzoek om voorlopige voorziening niet voor inwilliging in aanmerking. Er is geen aanleiding om het college in proceskosten te veroordelen.
w.g. Verburg
voorzieningenrechter
w.g. Boer
griffier
745