ECLI:NL:RVS:2024:3422
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 23 mei 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 mei 2024. De rechtbank oordeelde dat de bewaring rechtmatig was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. van Bennekom, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de uitspraak wordt bevestigd dat de rechtbank terecht tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling verwijst naar de motivering van de rechtbank en naar eerdere uitspraken van 3 juli 2024, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. Het hoger beroep bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden, waardoor de Afdeling geen verdere motivering nodig achtte.
De Afdeling heeft ook geen redenen gevonden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.