ECLI:NL:RVS:2024:338
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 31 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 11 april 2023 afgewezen, waarna de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 8 juni 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B.H. Werink, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de uitspraak van 17 januari 2024 heeft de Afdeling eerder al ingegaan op de gevolgen van het arrest S en A voor het beleid van de staatssecretaris. De Afdeling oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende inzichtelijk had gemaakt hoe het onderzoek naar en de beoordeling van een door een vreemdeling gestelde politieke overtuiging plaatsvond. Dit gebrek aan transparantie maakte het voor de bestuursrechter onmogelijk om effectief te toetsen of de besluiten zorgvuldig waren voorbereid en gemotiveerd.
In deze zaak heeft de Afdeling geoordeeld dat de enige grief van de vreemdeling slaagt. Het hoger beroep is gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het besluit van 11 april 2023 is eveneens vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw een besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling, rekening houdend met de feiten en omstandigheden op dat moment. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 2.625,00, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.