ECLI:NL:RVS:2024:337
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 31 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had eerder, op 17 maart 2023, een aanvraag ingediend die door de staatssecretaris was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 26 april 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten.
In de uitspraak van de Raad van State werd ingegaan op de gevolgen van een eerder arrest en de wijze waarop de staatssecretaris het onderzoek naar de politieke overtuiging van de vreemdeling en de daaruit voortvloeiende vrees voor vervolging heeft uitgevoerd. De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende inzichtelijk had gemaakt hoe deze beoordeling plaatsvond, vooral in gevallen waarin vreemdelingen vrezen voor vervolging zonder dat zij hun overtuiging in het land van herkomst hebben geuit.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand had gelaten. De staatssecretaris werd opgedragen om opnieuw een besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling, rekening houdend met de feiten en omstandigheden op dat moment. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.