ECLI:NL:RVS:2024:3353

Raad van State

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
202404869/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot niet in behandeling nemen van aanvragen

Op 19 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een voorlopige voorziening vroegen. De vreemdelingen, die asiel aanvragen, hadden eerder op 2 mei 2024 te horen gekregen dat hun aanvragen niet in behandeling werden genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Hiertegen hebben zij beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 29 juli 2024 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde, maar de rechtsgevolgen in stand hield. De vreemdelingen hebben vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat in het licht van een aanstaande zitting op 28 augustus 2024, waarin de opvangvoorzieningen en het risico op pushbacks in Kroatië aan de orde komen, het hoger beroep nader onderzoek vereist. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden overgedragen totdat er op het hoger beroep is beslist. Tevens is de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die zijn vastgesteld op € 875,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

202404869/2/V3.
Datum uitspraak: 19 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1], [vreemdeling 2] en [vreemdeling 3],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 29 juli 2024 in zaak nr. NL24.19847 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluiten van 2 mei 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 29 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgen.
2.       In het licht van de zaak die de Afdeling op 28 augustus 2024 op zitting zal behandelen, nr. 202404639/1/V3, over de opvangvoorzieningen en het risico op pushbacks in Kroatië, vergt het hoger beroep nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden overgedragen, totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Soffers
voorzieningenrechter
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2024
347-1073