ECLI:NL:RVS:2024:3268
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 24 april 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 8 april 2024. De rechtbank oordeelde dat de bewaring rechtmatig was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.M.V. Bandhoe, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de uitspraak wordt bevestigd dat de rechtbank terecht tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling verwijst naar de motivering van de rechtbank en stelt vast dat het hoger beroep geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
De Afdeling ziet geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 augustus 2024.