ECLI:NL:RVS:2024:3262
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake bewaring van een vreemdeling
Op 12 augustus 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 31 mei 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling was in bewaring gesteld op 25 april 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. In het hoger beroep, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, werd aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde echter dat het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidt. De Afdeling concludeerde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Bovendien werd opgemerkt dat de rechtsvraag die aan de orde was eerder door de Afdeling was beantwoord in een uitspraak van 24 juli 2024. De Afdeling zag ook geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de minister van Asiel en Migratie hoefde geen proceskosten te vergoeden.