ECLI:NL:RVS:2024:3244
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet
In deze zaak gaat het om een verzoek om voorlopige voorziening tegen een besluit van de burgemeester van Maastricht, dat is genomen op 18 juli 2024. Dit besluit betreft de sluiting van een woning voor de duur van drie maanden, op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Het verzoekster, wonend in Maastricht, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat is genomen in het kader van een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg van 7 juni 2024. De rechtbank had in die uitspraak geen ruimte gelaten voor een nieuwe beslissing tot sluiting van de woning.
De mondelinge uitspraak vond plaats op 8 augustus 2024, waarbij de voorzieningenrechter, Staatsraad mr. C.J. Borman, de burgemeester van Maastricht heeft bevolen om het besluit op bezwaar van 18 juli 2024 te schorsen totdat er een beslissing is genomen op het beroep tegen dit besluit. Daarnaast is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de verzoekster, die op € 1.750,- zijn vastgesteld, en moet de burgemeester ook het griffierecht van € 279,- aan de verzoekster vergoeden.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing benadrukt dat de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg geen ruimte laat voor een nieuwe sluiting van de woning, wat de basis vormt voor de schorsing van het besluit op bezwaar. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, specifiek artikel 8:81, dat betrekking heeft op voorlopige voorzieningen.