202403327/2/R3.
Datum uitspraak: 9 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend in Damwâld, gemeente Dantumadiel,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Dantumadiel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 maart 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Damwâld Woningen Camstrastrjitte" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder andere [verzoekers] beroep ingesteld. Ook hebben [verzoekers] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 juli 2024, waar [verzoekers] zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2. Het plan voorziet in de ontwikkeling van zes woningen op een deel van een bestaande groenstrook in een woonwijk in Damwâld. Op grond van het vorige bestemmingsplan "Damwâld", vastgesteld op 4 juli 2022, zijn aan de gronden van het plangebied de bestemming "Groen" en de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - grasland" toegekend. Op grond van artikel 9.1 van de planregels van dat plan zijn de gronden met deze bestemming bestemd voor groenvoorzieningen in de vorm van park en opgaand groen en grasperken en daarnaast voor speelterreinen en speelvoorzieningen. Ook dient de inrichting van de gronden waaraan de functieaanduiding is toegekend op grond van dat artikel te zijn bepaald door gras. Het gebruik ten behoeve van sport, spel en beweiding is in de bestemming begrepen, zo staat in het artikel.
3. [verzoekers] wonen schuin achter het plangebied aan de [locatie]. Hun woning is op ongeveer 60 m van het plangebied af gesitueerd. Op de zitting hebben [verzoekers] nader toegelicht dat - in tegenstelling tot hetgeen in hun beroepschrift staat - zij ook eigenaar zijn van de kadastrale percelen met de nummers 2478 en 3014 waar zij hun tuin hebben, die op ongeveer 60 m en 42 m van het plangebied af zijn gesitueerd.
Spoedeisend belang
4. [verzoekers] hebben verzocht om schorsing van het plan om onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding daarvan te voorkomen. Op de zitting hebben [verzoekers] aangegeven dat zij op grond van een publicatie uit het Gemeenteblad waarin staat dat er een aanvraag is ingediend om bomen en struiken te rooien en te verwijderen nabij Camstrastrjitte en Ald Mear te Damwâld vrezen dat op korte termijn ook zal worden begonnen met de bouw van de voorziene woningen of dat in ieder geval daarvoor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen zal worden ingediend. De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat er al voorbereidende werkzaamheden worden uitgevoerd. Omdat een nog aan te vragen omgevingsvergunning op basis van dit plan kan worden verleend, acht de voorzieningenrechter een spoedeisend belang aanwezig bij het verzoek. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het spoedeisende belang door de raad niet is bestreden.
Beoordeling van het verzoek
5. De voorzieningenrechter zal hierna aan de hand van de gronden van [verzoekers] een voorlopig rechtmatigheidsoordeel geven over het bestreden besluit.
Toetsingskader
6. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Onevenredige afbreuk bestaande groenstrook
7. [verzoekers] voeren aan dat ten onrechte 40% van de groenstrook zal worden gebruikt voor woningbouw. Er is volgens hen sprake van een substantiële vermindering van de strook groen. Dit terwijl de gemeente de strook heeft gekwalificeerd als waardevol vanwege het cultuurhistorisch belang voor de gezondheid, de duurzaamheid en als een groene oase.
7.1. De voorzieningenrechter stelt vast dat de raad in de plantoelichting heeft onderkend dat de groenstrook waarde heeft. Zo staat in paragraaf 1.1 van de plantoelichting dat de huidige groenstrook aan de Camstrastrjitte waardevol is vanwege het cultuurhistorisch belang, voor de gezondheid en vanwege duurzaamheid. Daarnaast vormen de gronden een belangrijke groene oase in de wijk, zo staat in de plantoelichting.
De voorzieningenrechter ziet in het aangevoerde op voorhand echter niet dat de keuze van de raad om op een deel van de groenstrook woningen mogelijk te maken onredelijk is. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat meer dan de helft van de bestaande groenstrook in de wijk in tact blijft als groenvoorziening. Dat de raad in de plantoelichting heeft onderkend dat de groenstrook waarde heeft, betekent niet dat er op de groenstrook geen enkele ontwikkeling mogelijk zou mogen worden gemaakt.
Natuurwaarden
8. [verzoekers] voeren aan dat de groene kwaliteit van het plangebied onvoldoende is gewaarborgd. Volgens hen is er geen enkele zekerheid dat de resterende grond met een groene setting in stand zal blijven. Ook voeren [verzoekers] aan dat de "Quickscan Wet natuurbescherming. Ontwikkeling Camstrastrjitte te Damwâld" Van Bureau FaunaX B.V. van september 2022 (hierna: de Quickscan) ontoereikend is uitgevoerd, omdat dit onderzoek na rooiwerkzaamheden op de gronden van het plangebied is uitgevoerd. Volgens hen hebben die rooiwerkzaamheden met zwaar materieel een grote impact op de natuurwaarden gehad.
8.1. Voor zover [verzoekers] aanvoeren dat de groene kwaliteit binnen het plan onvoldoende is gewaarborgd, stelt de voorzieningenrechter vast dat in bijlage 2 van de planregels een beplantingsplan is opgenomen. Op grond van artikel 7.1, aanhef en lid a, van de planregels is een tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de bestemmingen "Tuin" en "Wonen" zonder de aanleg en instandhouding van de beplantingsmaatregelen conform het in bijlage 2 opgenomen beplantingsplan teneinde te komen tot een goede inpassing. In het beplantingsplan is de groene inpassing van het plan vormgegeven. Bestaande bomen, zoals de berk, blijven staan en daarnaast zijn enkele nieuwe groenvoorzieningen ingetekend, zoals de zwarte els of de veldesdoorn haag, zo volgt uit het beplantingsplan. De voorzieningenrechter ziet gelet hierop in het aangevoerde niet dat de groene kwaliteit van de resterende gronden in het plangebied in het plan onvoldoende is gewaarborgd.
8.2. Verder hebben [verzoekers] geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht voor twijfel aan de juistheid van de conclusies in de Quickscan en voor het oordeel dat de raad op voorhand had moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het plan. De enkele stelling dat er voor het ten behoeve van de Quickscan uitgevoerde veldonderzoek rooiwerkzaamheden zijn uitgevoerd leidt vooralsnog niet tot gerede twijfel of het bestemmingsplan in de bodemprocedure in zoverre in stand zal kunnen blijven.
Recht van overpad
9. [verzoekers] voeren aan dat onduidelijk is of de extra greppel aan de noordzijde van het plangebied hun recht van overpad aan de noordoostzijde van het plangebied onmogelijk zou maken. Hun recht van overpad moet volgens hen gehandhaafd blijven.
9.1. Gelet op wat door [verzoekers] is aangevoerd en op de zitting nader is toegelicht, acht de voorzieningenrechter op voorhand niet aannemelijk gemaakt dat het recht van overpad van [verzoekers] wordt belemmerd door de verwezenlijking van het plan. Op de zitting hebben [verzoekers] toegelicht dat hun recht van overpad erop ziet dat zij vanuit de achterkant van hun perceel via een pad kunnen lopen naar de Ald Mear. In paragraaf 4.8 van de plantoelichting staat dat in het kader van klimaatadaptie het mogelijk is om de bestaande greppels in het plangebied verder te verbreden of een extra greppel toe te voegen aan de noordzijde van het plangebied. De voorzieningenrechter ziet gelet op de indeling van het plangebied niet dat het recht op overpad van [verzoekers] door de aanleg van een eventuele extra greppel zal worden belemmerd. Hoewel het bestemmingsplan de aanleg van een extra greppel niet verbiedt, kan het bestemmingsplan ook zonder de extra greppel worden verwezenlijkt. Ook wanneer het pad zou worden doorkruist door een greppel, kan door een voorziening zoals een brug, het recht van overpad worden verzekerd. Gelet op het voorgaande leidt deze beroepsgrond vooralsnog niet tot gerede twijfel of het bestemmingsplan in de bodemprocedure in zoverre in stand zal kunnen blijven.
Overig
10. Ook het overige door [verzoekers] aangevoerde biedt naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen grond voor schorsing van het bestemmingsplan.
Conclusie
11. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
12. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.M.W. van Ewijk, griffier.
w.g. Uylenburg
voorzieningenrechter
w.g. Van Ewijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2024
867