ECLI:NL:RVS:2024:3240
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en voorlopige voorziening tegen uitzetting
Op 4 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. Deze aanvraag was op 24 april 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 29 juli 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn voorgenomen uitzetting naar Zuid-Afrika op 5 augustus 2024 te voorkomen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet, omdat de termijn voor het indienen van hoger beroep nog niet was verstreken. Bij wijze van ordemaatregel heeft de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening getroffen dat de uitzetting achterwege blijft. Daarnaast is de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn opgekomen in verband met de behandeling van het verzoek. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak benadrukt het belang van het waarborgen van de rechtsbescherming van vreemdelingen in asielprocedures, vooral in situaties waarin de termijn voor hoger beroep nog niet is verstreken. De voorzieningenrechter zal later uitspraak doen op het resterende deel van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.