ECLI:NL:RVS:2024:3235
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot rechtmatig verblijf
Op 8 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling om afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan aantoont, welke aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 2 augustus 2022 was afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar de minister van Asiel en Migratie verklaarde dit bezwaar op 20 februari 2024 opnieuw ongegrond. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, verklaarde op 25 juni 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van de minister, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de beoordeling van de grieven nader onderzoek vereist, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Gezien de belangen van zowel de minister als de vreemdeling, heeft de voorzieningenrechter geen aanleiding gezien om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is afgewezen, en de minister is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 875,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand.