ECLI:NL:RVS:2024:3226
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek extra nummeraanduiding ligplaats woonboot
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 oktober 2022, waarin het beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek om een extra nummeraanduiding op zijn ligplaats in Amsterdam ongegrond werd verklaard. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had op 30 januari 2020 het verzoek van [appellant] om toewijzing van een extra nummeraanduiding afgewezen. Dit besluit werd later, op 27 juli 2020, door het college bevestigd na het ongegrond verklaren van het bezwaar van [appellant]. De rechtbank volgde het college in zijn oordeel dat de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (Wet BAG) en de Verordening basisinformatie 2018 geen ruimte bieden voor het toekennen van een extra nummeraanduiding aan een ligplaats.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 3 juli 2024 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting was het college vertegenwoordigd door mr. S. Lensink. De Afdeling onderschrijft het oordeel van de rechtbank en bevestigt dat het, gelet op de tekst van de Wet BAG, niet mogelijk is om een extra nummeraanduiding aan een ligplaats toe te kennen. De Afdeling voegt hieraan toe dat als [appellant] zijn woonboot wil splitsen, hij een aanvraag voor een splitsingsvergunning moet indienen. Pas na toekenning van deze vergunning kan hij een verzoek indienen voor het toekennen van een huisnummer aan het gesplitste deel van zijn woonark.
Uiteindelijk is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de aangevallen uitspraak bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.