ECLI:NL:RVS:2024:3181

Raad van State

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
202403151/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 14 mei 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was in bewaring gesteld op 26 april 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.A. Dorsman, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 6 augustus 2024 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Dit was in lijn met artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Bovendien werd opgemerkt dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, eerder door de Afdeling was beantwoord in een uitspraak van 24 juli 2024. De Afdeling zag ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202403151/1/V3.
Datum uitspraak: 6 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 14 mei 2024 in zaak nr. NL24.18525 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 14 mei 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.A. Dorsman, advocaat in Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 24 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2979, onder 4.1 en 5, over de informatieplicht van de minister uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vb 2000). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Nederhoff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2024
918