ECLI:NL:RVS:2024:3171

Raad van State

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
202307190/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing urgentieverklaring voor woning in Amsterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 oktober 2023. De rechtbank had het beroep van [appellante] ongegrond verklaard, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam het bezwaar van [appellante] tegen de afwijzing van haar aanvraag om een urgentieverklaring op 25 mei 2022 ook ongegrond had verklaard. De aanvraag was gedaan naar aanleiding van een eerdere afwijzing op 8 november 2021. De mondelinge uitspraak vond plaats op 6 augustus 2024, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de uitspraak van de rechtbank bevestigde.

Tijdens de zitting op 1 augustus 2024 werd door [appellante] aangevoerd dat het college ten onrechte stelde dat zij haar woonprobleem zelf kon oplossen. [appellante] betoogde dat, ondanks haar lange inschrijfduur van 23 jaar, het voor haar onmogelijk was om een passende woning te vinden die voldeed aan haar medische situatie. Ze stelde dat ze een woning in Amsterdam-West met twee slaapkamers nodig had, zodat haar meerderjarige dochter ook kon meeverhuizen.

De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college de afwijzing op basis van twee algemene weigeringsgronden had kunnen baseren. De Afdeling bevestigde dit oordeel en voegde eraan toe dat zelfs met een urgentieverklaring, [appellante] niet de gewenste woning zou kunnen krijgen vanwege de schaarste aan sociale huurwoningen. Het college had geen proceskosten te vergoeden, en de Afdeling concludeerde dat [appellante] met haar lange inschrijfduur via Woningnet binnen afzienbare tijd een andere woning zou kunnen vinden, ook al zou dit betekenen dat ze langer moest wachten op een woning die aan haar eisen voldeed.

Uitspraak

202307190/1/A2.
Datum uitspraak: 6 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 oktober 2023 in zaak nr. 22/3129 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college).
Openbare zitting gehouden op 1 augustus 2024 om 12:15 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: mr. A.S. Rietveld
Jurist: L.R. Meeng
Verschenen:
[appellante], bijgestaan door S. Toughza, advocaat te Amsterdam, vergezeld van [persoon];
het college, vertegenwoordigd door mr. U. Tasdelen en C. Venema;
====================================
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 10 oktober 2023 van de rechtbank Amsterdam, waarbij de rechtbank het beroep van [appellante] tegen het besluit van het college van 25 mei 2022 ongegrond heeft verklaard. Bij dit besluit heeft het college het bezwaar van [appellante] tegen het besluit van 8 november 2021 tot afwijzing van haar aanvraag om een urgentieverklaring te verlenen, ongegrond verklaard.
Beslissing
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank
Motivering
De gronden die [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd komen er in de kern op neer dat zij vindt dat het college ten onrechte stelt dat zij haar woonprobleem zelf kan oplossen. Zelfs met haar lange inschrijfduur, is het volgens [appellante] niet mogelijk om een passende woning te krijgen die aansluit op haar medische situatie. Hierbij moet het volgens haar gaan om een woning in Amsterdam-West met twee slaapkamers, zodat ook haar meerderjarige dochter kan meeverhuizen.
De rechtbank heeft zich ook al uitgelaten over deze beroepsgronden. In overweging 6 tot en met 8 heeft de rechtbank geoordeeld dat het college beide algemene weigeringsgronden aan de afwijzing ten grondslag kon leggen. Met de inschrijfduur van (inmiddels) 23 jaar en andere aanvullende voorzieningen, zoals een Wmo-indicatie, het label ‘van groot naar beter’ en de mogelijkheid om een seniorenwoning te betrekken, moet het [appellante] lukken om binnen afzienbare tijd op eigen kracht een passende woning te vinden. In overweging 11 heeft de rechtbank geoordeeld dat het college niet de hardheidsclausule had hoeven toepassen. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank.
De Afdeling voegt hieraan toe dat, zoals het college op de zitting ook heeft toegelicht, [appellante] met een urgentieverklaring ook niet de door haar gewenste woning kan krijgen. Gelet op de grote schaarste aan sociale huurwoningen kan in beginsel slechts één stadsdeel van het zoekprofiel worden uitgezonderd, om zo de grootste kans te hebben dat een passende woning kan worden toegewezen. Daarnaast wordt de meerderjarige dochter van [appellante] niet meegerekend tot het huishouden, waardoor in het zoekprofiel voor haar geen extra kamer wordt opgenomen. [appellante] heeft geen stukken overgelegd die aanknopingspunten geven voor het oordeel dat haar specifieke wooneisen voortvloeien uit een medische noodzaak en daarom reden zouden moeten zijn voor het verlenen van urgentie.
Met haar lange inschrijfduur kan [appellante] via het systeem van Woningnet binnen afzienbare tijd een andere woning krijgen. Daarnaast is het via deze weg mogelijk dat zij een woning kan vinden die wel aansluit op haar wooneisen. Omdat er slecht een beperkt aantal woningen beschikbaar komen die aan haar eisen voldoen, zal dit wel betekenen dat [appellante] langer moet wachten op een passende woning.
Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Rietveld
griffier
1064