202404402/2/A2.
Datum uitspraak: 6 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend in [woonplaats],
verzoeker,
en
het college van bestuur van de Radboud Universiteit (hierna: het CvB),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 15 april 2024 heeft de opleidingsdirecteur Tandheelkunde (hierna: de opleidingsdirecteur) namens de selectiecommissie bacheloropleidingen Radboudumc (hierna: de selectiecommissie) aan [verzoeker] voor de decentrale selectie van de Voltijd opleiding Bachelor Tandheelkunde bij de Radboud Universiteit Nijmegen (hierna: de bacheloropleiding Tandheelkunde) het rangnummer 103 toegekend.
Bij beslissing van 10 juli 2024 heeft het CvB het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [verzoeker] beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het CvB heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 30 juli 2024, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. W. Lindeboom, advocaat te Den Haag, en het CvB, vertegenwoordigd door mr. W.J. Damsteegt, zijn verschenen. Namens [verzoeker] is [persoon] verschenen en namens het CvB is dr. W.J.M. van der Sanden verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2. [verzoeker] heeft deelgenomen aan de decentrale selectieprocedure om in studiejaar 2024-2025 te beginnen met de bacheloropleiding Tandheelkunde. Deze selectieprocedure bestaat uit vier onderdelen, te weten: 1) een huiswerkopdracht, 2) de Biologie-, Natuurkunde- en Scheikundetoets (hierna: BNS-toets), 3) de opleidingsspecifieke selectietoets ‘Affiniteit met het profiel van tandarts’ en 4) de matchingstoets. De BNS-toets bestaat uit totaal honderd vragen, waarbij iedere goede vraag één punt waard is. De selectiecommissie heeft na afloop van de BNS-toets zes vragen laten vervallen, waardoor kandidaat-studenten daarvoor nog in totaal 94 punten konden verkrijgen.
2.1. Voor de bacheloropleiding Tandheelkunde zijn in studiejaar 2024-2025 67 plaatsen beschikbaar. [verzoeker] is na deelname aan alle vier de onderdelen het rangnummer 103 toegekend. Omdat het onwaarschijnlijk is dat zij met dit rangnummer per 1 september 2024 kan beginnen met de bacheloropleiding Tandheelkunde, heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening
3. [verzoeker] betoogt dat het CvB onvoldoende heeft onderbouwd waarom de zes vragen voor de BNS-toets zijn komen te vervallen. Daar komt bij dat zij geen inzage heeft gekregen in de vragen en de beoordelingsnormen van de BNS-toets. [verzoeker] stelt dat zij daardoor de onderbouwing van het CvB ook niet zelf heeft kunnen controleren. [verzoeker] vermoedt namelijk dat zij deze vragen goed heeft gemaakt, wat haar een beter rangnummer zou opleveren en daarmee een grotere kans om te worden toegelaten tot de bacheloropleiding Tandheelkunde. [verzoeker] heeft daarom de voorzieningenrechter verzocht om hangende haar beroep bij de Afdeling de voorlopige voorziening te treffen dat zij per 1 september 2024 wordt toegelaten tot de bacheloropleiding Tandheelkunde. Daarnaast heeft zij verzocht om inzage in de vragen en de beoordelingsnormen te krijgen van de BNS-toets. Ook heeft [verzoeker] verzocht om inzage in de vragen en beoordelingsnormen van de huiswerkopdracht, de opleidingsspecifieke selectietoets ‘Affiniteit met het profiel van tandarts’ en de matchingstoets.
3.1. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om de voorlopige voorziening te treffen dat [verzoeker] op 1 september 2024 mag beginnen met de bacheloropleiding Tandheelkunde. Het CvB heeft voldoende onderbouwd waarom de zes vragen voor de BNS-toets zijn komen te vervallen. Uit de toelichting van 18 april 2024 blijkt dat onder andere vragen zijn vervallen omdat niet aan alle ongeveer 1600 kandidaten die de BNS-toets hebben gemaakt een formuleblad was uitgedeeld. In de e-mail van 27 mei 2024 heeft het CvB aan [verzoeker] laten weten dat de andere vragen, op basis van de itemanalyse en het studentencommentaar, om een andere reden zijn vervallen. Dat in de toelichting van 18 april 2024 staat "o.a. de vragen waarvoor de formulebladen noodzakelijk waren", in plaats van "vraag waarvoor de formulebladen noodzakelijk waren", is wellicht ongelukkig, maar doet aan de onderbouwing van het CvB niet af. Het CvB heeft [verzoeker] namelijk verschillende keren uitgenodigd om in een persoonlijk gesprek aan haar uit te leggen hoe de beoordeling van de toets tot stand is gekomen, maar deze uitnodiging heeft [verzoeker] iedere keer afgewezen. Van de gelegenheid om te controleren waarom de zes vragen zijn vervallen heeft [verzoeker] ook geen gebruik willen maken. Daar komt bij dat er in aanloop naar de zitting bij de Afdeling een volledige herberekening heeft plaatsgevonden van de decentrale selectie, waarbij de selectiecommissie is nagegaan wat het rangnummer van [verzoeker] in vergelijking met de 1600 andere kandidaten zou zijn geweest als de zes vragen wel waren meegewogen. Daaruit kwam naar voren dat zij drie van de zes vragen conform het standaardantwoord heeft beantwoord, waardoor haar rangnummer ongeveer 100 zou zijn geweest. Daarmee zou [verzoeker] nog steeds te kort komen om aan de bacheloropleiding Tandheelkunde te beginnen.
3.2. Wat betreft de inzage in de vragen en de beoordelingsnormen van zowel de BNS-toets als de andere drie onderdelen van de decentrale selectie ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Dit zal in de bodemprocedure worden beoordeeld en er is onvoldoende reden om op dat oordeel vooruit te lopen.
Conclusie
4. De verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening worden afgewezen. Het CvB hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Daalder
voorzieningenrechter
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2024
284-1062