ECLI:NL:RVS:2024:3162

Raad van State

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
202403426/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake bewaring van een vreemdeling

Op 5 augustus 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 27 mei 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling was in bewaring gesteld op 14 mei 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. In het hoger beroep, vertegenwoordigd door mr. F. Boone, werd aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld.

De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 24 juli 2024. De Afdeling zag ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de minister van Asiel en Migratie hoefde geen proceskosten te vergoeden. De beslissing werd vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 5 augustus 2024.

Uitspraak

202403426/1/V3.
Datum uitspraak: 5 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 27 mei 2024 in zaak nr. NL24.20864 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 14 mei 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 27 mei 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Boone, advocaat in Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 24 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2979, onder 4.1 en 5, over de informatieplicht van de minister uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vb 2000). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Nederhoff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2024
918