ECLI:NL:RVS:2024:3159
Raad van State
- Hoger beroep
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- T.W.A. Weber
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake bewaring van een vreemdeling
Op 5 augustus 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door een vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.P. van Mulken, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 28 juni 2024 de beroepen van de vreemdeling tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de vreemdeling op 7 en 11 juni 2024 in bewaring had gesteld, ongegrond verklaard en verzoeken om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling ging in hoger beroep, maar de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel was gekomen en nam de motivering van de rechtbank over. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, en er waren geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Afdeling zag ook geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de minister van Asiel en Migratie hoefde geen proceskosten te vergoeden.