202206673/1/R4.
Datum uitspraak: 31 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
Waddinxveense Groenrecycling Wagro B.V. (hierna: Wagro), gevestigd te Waddinxveen,
verzoekster,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2466. Procesverloop
Bij uitspraak van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2466 (in zaak nr. 202102800/1/R4) heeft de Afdeling (voor zover hier van belang) het beroep van Wagro tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) van 18 maart 2021 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd voor zover bij dat besluit de lasten 4 en 5 zijn opgelegd. Wagro heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien dan wel vervallen te verklaren.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Wagro heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 juni 2024, waar Wagro, vertegenwoordigd door mr. E.J.H. Plambeck, advocaat te Alphen aan den Rijn, vergezeld door [partij A], en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Danopoulos en mr. L. Hoeben, advocaten te Rotterdam, vergezeld door [partij B], zijn verschenen.
Overwegingen
1. De uitspraak van 24 augustus 2022 (hierna: de uitspraak) gaat over het besluit op bezwaar van het college van 18 maart 2021. Voor zover hier van belang heeft het college in dit besluit aan Wagro een last onder dwangsom opgelegd om de overtreding van artikel 3, tweede lid, van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (hierna: Besluit melden) te beëindigen en blijvend aan dat artikellid te voldoen door bij de melding van afvalstoffen de juiste euralcode te gebruiken.
In de uitspraak staat dat Wagro ter zitting heeft erkend dat zij in het verleden, voor het opleggen van de last, onjuiste euralcodes heeft gemeld aan het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen. Zij kan daarom worden aangemerkt als overtreder van artikel 3, tweede lid, van het Besluit melden en het college was bevoegd om handhavend op te treden, aldus de Afdeling in die uitspraak.
2. Wagro heeft de Afdeling verzocht om de uitspraak te herzien, op grond van de stelling dat zij ter zitting niet heeft erkend dat zij onjuiste euralcodes heeft gemeld.
Wagro voert daartoe aan dat zij de Afdeling bij brief van 7 oktober 2022 heeft verzocht om een proces-verbaal van de zitting. In de brief staat dat Wagro betwist dat zij ter zitting heeft erkend dat zij onjuiste euralcodes heeft gemeld. Wagro meldt de euralcodes die de ontdoener aan een afvalstroom heeft toegekend. Wel onderkent zij dat ontdoeners niet altijd de juiste euralcode aan een afvalstroom toekennen, aldus de brief van Wagro. De voorzitter van de meervoudige kamer heeft het verzoek om een proces-verbaal bij brief van 8 november 2022 afgewezen. In de brief van de voorzitter staat dat de door Wagro gestelde nuancering van de erkenning niet is terug te vinden in de zittingsaantekeningen. Verder is in de brief gemeld dat dit geen letterlijk verslag is. Er valt daarom niet uit te sluiten dat wat Wagro ter zitting heeft gezegd over het melden van onjuiste euralcodes op de door haar bedoelde wijze moet worden geïnterpreteerd, aldus de brief van de voorzitter.
Wagro betoogt in haar herzieningsverzoek dat, aangezien er geen aantekeningen zijn gemaakt van de erkenning ter zitting, die erkenning moet worden geacht niet te hebben plaatsgevonden. In de uitspraak is dus ten onrechte vermeld dat Wagro erkent dat zij onjuiste euralcodes heeft gemeld en is ten onrechte op basis daarvan geconcludeerd dat Wagro overtreder is van artikel 3, tweede lid, van het Besluit melden.
3. Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt:
"De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden."
4. De Afdeling stelt voorop dat de brief van de voorzitter geen feit of omstandigheid is als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. De brief dateert namelijk van na de uitspraak. Het betoog dat (achteraf gezien blijkt dat) de uitspraak is gebaseerd op een mededeling die Wagro niet heeft gedaan, of een mededeling die de Afdeling verkeerd heeft begrepen, kan evenmin leiden tot herziening. Een vermeende rechterlijke misslag is namelijk geen feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid van de Awb. Dit is nadrukkelijk niet een normaal rechtsmiddel tegen een uitspraak, maar een bijzonder rechtsmiddel binnen strikte voorwaarden.
De Afdeling merkt daarbij ten overvloede op dat, anders dan Wagro veronderstelt, uit de brief van de voorzitter niet volgt dat de erkenning ter zitting niet is opgenomen in de aantekeningen van de zitting. In de brief staat dat de door Wagro gestelde nuancering niet is terug te vinden in de zittingsaantekeningen. Uit de brief kan dus niet worden afgeleid dat de uitspraak is gebaseerd op mededelingen die niet hebben plaatsgevonden of niet zijn vastgelegd in de aantekeningen van de zitting.
5. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om herziening te worden afgewezen.
6. De Afdeling ziet evenmin grond om tot vervallenverklaring van de uitspraak over te gaan. Het buitenwettelijk middel van vervallenverklaring wordt slechts in zeer bijzondere gevallen gehanteerd. Het dient uitsluitend tot herstel van evidente, niet voor rectificatie vatbare fouten van de rechter die niet door het instellen van enig rechtsmiddel kunnen worden ondervangen. Zo’n bijzonder geval doet zich hier niet voor.
7. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzitter, en mr. C.H. Bangma en mr. H. Benek, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Veldwijk, griffier.
w.g. Ten Veen
voorzitter
w.g. Veldwijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2024
912