ECLI:NL:RVS:2024:3069
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 30 juli 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 19 april 2024 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 6 mei 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Boone, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak de motivering van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen vragen waren die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Afdeling bestuursrechtspraak zag ook geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing werd vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 30 juli 2024.