ECLI:NL:RVS:2024:3066
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake bewaring van een vreemdeling
Op 10 juni 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een vreemdeling in bewaring gesteld. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. Op 25 juni 2024 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.C. de Jong, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De eerste grief van de vreemdeling leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De tweede grief, die betrekking had op de toekenning van een proceskostenvergoeding, werd echter gegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank had nagelaten de minister van Asiel en Migratie te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling had gemaakt in verband met de behandeling van het beroep.
De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze de minister niet had veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De minister is veroordeeld tot betaling van € 2.625,00 aan proceskosten, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak van de rechtbank werd voor het overige bevestigd. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.