ECLI:NL:RVS:2024:3059
Raad van State
- Hoger beroep
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 31 juli 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 18 juni 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Dit volgde op een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 25 mei 2024, waarin een vrijheidsontnemende maatregel aan de vreemdeling was opgelegd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.P.A. Zwart, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Bovendien zag de Afdeling ambtshalve geen reden om de grensdetentie onrechtmatig te achten.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 31 juli 2024, en de beslissing werd vastgesteld door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.