ECLI:NL:RVS:2024:3050
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake inzage in persoonsgegevens van verzoeker door de minister van Financiën
Op 30 maart 2022 heeft de minister van Financiën een verzoek van [verzoeker] om inzage in zijn persoonsgegevens gedeeltelijk toegewezen. Vervolgens heeft de minister op 24 augustus 2022 het bezwaar van [verzoeker] tegen dit besluit ongegrond verklaard. Hierop heeft [verzoeker] beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 7 mei 2024 het beroep gegrond verklaarde. De rechtbank vernietigde het besluit van 24 augustus 2022, herroepte het besluit van 30 maart 2022 en bepaalde dat de minister binnen een maand na de uitspraak de persoonsgegevens van [verzoeker] in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) diende te wissen. De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
In afwachting van de uitspraak op het hoger beroep heeft de minister de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening. De mondelinge uitspraak vond plaats op 25 juli 2024, waarbij de voorzieningenrechter, Staatsraad mr. C.J. Borman, besloot dat de minister de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. De voorzieningenrechter oordeelde dat het wissen van de persoonsgegevens onomkeerbaar is en dat de procedure in hoger beroep geen zin meer zou hebben als de uitspraak van de rechtbank wordt uitgevoerd voordat er een definitieve uitspraak is gedaan.
De voorzieningenrechter weegt het belang van [verzoeker] om uitvoering te geven aan de uitspraak van de rechtbank tegen het belang van de minister om te voorkomen dat de persoonsgegevens definitief worden gewist. De minister heeft aangegeven dat de persoonsgegevens alleen nog op een kopie in een kluis worden bewaard en niet meer door de Belastingdienst worden gebruikt. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter besloten dat het belang van de minister zwaarder weegt.