ECLI:NL:RVS:2024:3049
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 25 juli 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 8 mei 2024 de aanvraag afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, advocaat in Nieuw-Vennep, had tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 9 juli 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, en de vreemdeling heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar paspoort op frauduleuze wijze is verkregen, zoals vereist in de eerdere uitspraak.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister van Asiel en Migratie geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing werd genomen door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 25 juli 2024.