ECLI:NL:RVS:2024:2978
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor vreemdeling met psychische problematiek
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De aanvraag was oorspronkelijk afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 18 december 2019. De vreemdeling had bezwaar gemaakt, maar dit werd op 29 oktober 2021 opnieuw ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 2 december 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S. Karkache, stelde hoger beroep in.
De vreemdeling voerde aan dat haar psychische problematiek had bijgedragen aan haar tegenstrijdige verklaringen. De Raad van State oordeelde echter dat, zelfs als het iMMO-rapport van 24 oktober 2022 de inconsistenties zou verklaren, dit niet betekende dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag niet had hoeven goedkeuren. De vreemdeling had niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Marokko te vrezen had voor represailles of dat haar herintegratie onmogelijk zou zijn. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van het aannemelijk maken van de gronden voor een verblijfsvergunning en de rol van psychische problematiek in het beoordelingsproces. De beslissing van de Raad van State is een bevestiging van de eerdere uitspraken en onderstreept de strikte eisen die aan aanvragen voor verblijfsvergunningen worden gesteld.