ECLI:NL:RVS:2024:295
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen standplaats loempiakraam op Zuidplein Rotterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 11 januari 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van [verzoeker] om een voorlopige voorziening in verband met zijn aanvragen voor een standplaats voor een loempiakraam op het Zuidplein te Rotterdam. [verzoeker] heeft eerder meerdere aanvragen ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam zijn afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, zoals vereist door artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 juni 2023, waarin de beroepen van [verzoeker] ongegrond werden verklaard. Tijdens de zitting kon [verzoeker] niet aantonen dat er sprake was van nieuwe feiten of omstandigheden die de afwijzing van zijn aanvragen zouden rechtvaardigen. De voorzieningenrechter oordeelde dat nader onderzoek niet nodig was en dat er geen beletsel was om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, zoals toegestaan onder artikel 8:86 van de Awb.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om de eerdere afwijzing van de aanvragen te herzien. Het college van burgemeester en wethouders hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van nieuwe feiten of omstandigheden bij herhaalde aanvragen.