ECLI:NL:RVS:2024:2947
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening
Op 18 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was eerder op 9 februari 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, en er was ambtshalve geweigerd om uitstel van vertrek te verlenen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 7 juni 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. Z.M. Alaca, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had op goede gronden geoordeeld en de motivering van de rechtbank werd overgenomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 juli 2024, en de beslissing werd vastgesteld door mr. V.V. Essenburg, met mr. E.L. Iedema als griffier.