ECLI:NL:RVS:2024:2945

Raad van State

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
202303563/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak

Op 17 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 4 oktober 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank, die op 3 maart 2023 een tussenuitspraak deed en de staatssecretaris de gelegenheid gaf om een gebrek in het besluit te herstellen. Op 11 mei 2023 verklaarde de rechtbank het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van 4 oktober 2022, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand.

Tegen deze uitspraken heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de vreemdeling en de minister van Asiel en Migratie afgewogen. Hij oordeelde dat het niet aannemelijk was dat de uitspraken van de rechtbank zouden worden vernietigd. Gezien de belangen van beide partijen heeft de voorzieningenrechter besloten om geen voorlopige voorziening te treffen en het verzoek van de vreemdeling af te wijzen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en is een belangrijke stap in de procedure rondom de asielaanvraag van de vreemdeling, die nu moet wachten op de uitkomst van het hoger beroep.

Uitspraak

202303563/2/V3.
Datum uitspraak: 17 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
verzoeker,
tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 3 maart 2023 en haar einduitspraak van 11 mei 2023 in zaak nr. NL22.20460 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 4 oktober 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend.
Bij tussenuitspraak van 3 maart 2023 heeft de rechtbank de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een aan dat besluit klevend gebrek te herstellen.
De staatssecretaris heeft bij brief van 15 maart 2023 een aanvullende motivering gegeven.
Bij uitspraak van 11 mei 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 4 oktober 2022 vernietigd, voor zover daarbij is bepaald dat aan de vreemdeling geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is verleend, en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het besluit in stand blijven.
Tegen deze uitspraken heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraken van de rechtbank zullen worden vernietigd. Gelet op de belangen die de minister en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Willems
voorzieningenrechter
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2024
872-1058