ECLI:NL:RVS:2024:2944

Raad van State

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
202401069/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.F. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Stationsgebied gemeente Hoorn

Op 12 december 2023 heeft de raad van de gemeente Hoorn het bestemmingsplan "Stationsgebied" vastgesteld, gericht op de ontwikkeling van het gebied rondom het treinstation van Hoorn. Dit plan omvat de realisatie van woningen, de verplaatsing van een bestaand busstation, een nieuwe oversteek over het spoor, een parkeergarage, fietsenstallingen en diverse stedelijke voorzieningen. De gemeente is zelf initiatiefnemer van het plan. De Vereniging van Eigenaars (VvE) en de Stichting De Betrokken Poorter hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en verzochten de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij vrezen dat het plan het woon- en leefklimaat van omwonenden aantast. Ze verwachten dat er op korte termijn een aanvraag voor een omgevingsvergunning zal worden ingediend, en wijzen op de noodzaak van een intensief bodemsaneringstraject voorafgaand aan het verlenen van die vergunning.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 11 juli 2024 behandeld. De VvE was vertegenwoordigd door mr. W. Graafland, en de raad door mr. L.P.E. Frusch en A.L. Jonker. Tijdens de zitting werd aangevoerd dat het verweerschrift van de raad te laat was ingediend, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit geen strijd met de goede procesorde opleverde. De raad stelde dat er nog geen zicht was op een aanvraag voor een omgevingsvergunning en dat de eerste aanvragen waarschijnlijk pas in 2026 ingediend zouden worden. Gezien deze toelichting zag de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen en bepaald dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.F. de Groot, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 22 juli 2024.

Uitspraak

202401069/2/R1.
Datum uitspraak: 22 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1.       Vereniging van Eigenaars Stationsplein Hoorn woningen Stationsweg 16 t/m 48 (hierna: de VvE), gevestigd in Hoorn,
2.       Stichting De Betrokken Poorter, gevestigd in Hoorn,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Hoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 december 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Stationsgebied" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de VvE en de Stichting beroep ingesteld.
De VvE en de Stichting hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 11 juli 2024, waar de VvE, vertegenwoordigd door mr. W. Graafland, rechtsbijstandverlener te Utrecht, vergezeld door A.[gemachtigde A] en [gemachtigde B], de Stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde C], en de raad, vertegenwoordigd door mr. L.P.E. Frusch en A.L. Jonker, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Het bestemmingsplan ziet op de ontwikkeling van het gebied rondom het treinstation van Hoorn. Het plan voorziet in onder meer de realisatie van woningen, de verplaatsing van een bestaand busstation, een nieuwe oversteek over het spoor, een parkeergarage, fietsenstallingen en diverse stedelijke voorzieningen. De gemeente is zelf initiatiefnemer van het plan.
2.       De VvE en de Stichting vrezen dat het plan leidt tot aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden. Zij hebben de verzoeken om een voorlopige voorziening ingediend omdat zij verwachten dat op korte termijn een aanvraag voor een omgevingsvergunning zal worden ingediend. De Stichting wijst er in dit verband ook op dat voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning een intensief bodemsaneringstraject moet plaatsvinden.
3.       Voor zover de VvE en de Stichting ter zitting hebben aangevoerd dat het verweerschrift van de raad hen slechts één dag voor de zitting heeft bereikt en zij zich daardoor niet voldoende konden voorbereiden, overweegt de voorzieningenrechter dat de late indiening door de raad van het verweerschrift op 9 juli 2024 naar zijn oordeel geen strijd met de goede procesorde oplevert. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het verweerschrift geen wezenlijk nieuwe standpunten van de raad bevat. Verder moeten de VvE en de Stichting worden geacht al langer bekend te zijn met de bijlagen bij het stuk en de inhoud daarvan.
4.       Anders dan de VvE en de Stichting veronderstellen, bestaat er volgens de raad nog geen enkel zicht op een aanvraag omgevingsvergunning voor ontwikkelingen in het plangebied. Met oog op de noodzakelijke voorbereidingstijd voor de realisatie van het plan, zullen de eerste vergunningsaanvragen naar alle waarschijnlijkheid niet eerder dan in 2026 kunnen worden ingediend. Ter zitting heeft de raad expliciet medegedeeld dat de onherroepelijkheid van het bestemmingsplan wordt afgewacht alvorens er wordt overgegaan tot de indiening van een aanvraag en tot het verrichten van feitelijke voorbereidingshandelingen, al dan niet in het kader van bodemsanering.
5.       Gelet op de toelichting van de raad ziet de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de bodemprocedure thans een voorlopige voorziening wordt getroffen. Met de  toelichting van de raad kan worden uitgesloten dat op niet al te lange termijn een aanvraag zal worden ingediend of feitelijke voorbereidingshandelingen worden getroffen. Als op enig moment toch een aanvraag wordt ingediend, kunnen de VvE en de Stichting nieuwe verzoeken om voorlopige voorziening indienen zolang er niet op de beroepen is beslist.
6.       Gelet hierop bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. De Groot
voorzieningenrechter
w.g. Sparreboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2024
195-1049