ECLI:NL:RVS:2024:2933

Raad van State

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
202400726/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bindend negatief studieadvies aan studente Verpleegkunde na onvoldoende studiepunten door coronamaatregelen en persoonlijke omstandigheden

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 juli 2024 uitspraak gedaan over het beroep van [appellante] tegen een bindend negatief studieadvies (BNSA) dat haar was gegeven door de examencommissie van Fontys Mens en Gezondheid. [appellante] was in het studiejaar 2020-2021 gestart met de opleiding Verpleegkunde en had in dat jaar 49 studiepunten behaald, terwijl voor een positief studieadvies 55 studiepunten vereist waren. Door de coronapandemie was het studieadvies voor dat jaar uitgesteld. In het daaropvolgende studiejaar 2021-2022 behaalde [appellante] geen studiepunten, wat resulteerde in een BNSA. Na administratief beroep mocht zij in het studiejaar 2022-2023 verder studeren, maar zij behaalde slechts 6 van de 11 benodigde studiepunten voor de propedeuse, waardoor zij in totaal 54 studiepunten had behaald.

De examencommissie en het college van beroep voor de examens hebben geoordeeld dat [appellante] niet voldeed aan de norm voor een positief studieadvies. [appellante] voerde aan dat persoonlijke omstandigheden, zoals gezondheidsproblemen, haar studieprestaties negatief hadden beïnvloed. Echter, zij had deze omstandigheden niet tijdig gemeld bij de studentendecaan, wat volgens de regelgeving noodzakelijk was om in aanmerking te komen voor een uitstel van het studieadvies. De Afdeling oordeelde dat het college terecht had vastgesteld dat er geen causaal verband was tussen de persoonlijke omstandigheden en de studieresultaten, omdat [appellante] niet had aangetoond dat deze omstandigheden haar studieprestaties daadwerkelijk hadden beïnvloed. De Afdeling verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde het BNSA.

Uitspraak

202400726/1/A2.
Datum uitspraak: 17 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
en
het college van beroep voor de examens van Fontys Hogeschool (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 30 augustus 2023 heeft de examencommissie Fontys Mens en Gezondheid (hierna: de examencommissie), namens het instellingsbestuur, aan [appellante] een bindend negatief studieadvies (hierna: BNSA) gegeven.
Bij beslissing van 19 december 2023 heeft het college het door [appellante]  hiertegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 april 2024, waar [appellante], bijgestaan door mr. N. van Heel, advocaat te Leiden, en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. M.E.C. Hesseling-Hertsenberg, zijn verschenen.
Overwegingen
Wet- en regelgeving
1.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Inleiding
2.       [appellante] is in het studiejaar 2020-2021 gestart met de opleiding Verpleegkunde aan Fontys Hogeschool. In dit eerste studiejaar heeft zij 49 studiepunten behaald. Voor een positief studieadvies waren 55 studiepunten van de propedeutische fase vereist. In verband met de coronapandemie heeft het instellingsbestuur het studieadvies voor alle studenten dat studiejaar uitgesteld. In het daarop volgende studiejaar 2021-2022 heeft [appellante] voor haar propedeuse geen studiepunten behaald. Dat studiejaar kreeg zij een BNSA. Hiertegen heeft [appellante] administratief beroep ingesteld, dat door het college gegrond is verklaard. Hierdoor mocht [appellante] in het studiejaar 2022-2023 verder studeren. In dat jaar behaalde zij 6 van de nog 11 openstaande studiepunten voor de propedeuse. [appellante] heeft in totaal 85 studiepunten behaald waarvan 54 studiepunten voor de propedeuse.
Besluitvorming
3.       In de beslissing van 19 december 2023 heeft het college vastgesteld dat [appellante] niet heeft voldaan aan de norm, te weten 55 studiepunten voor de propedeuse. Zij heeft zich gedurende het studiejaar niet gemeld bij de studentcoach, studentconsulent dan wel studentendecaan. Vervolgens is het college nagegaan of er bijzondere omstandigheden zijn die in de weg staan aan het geven van een BNSA. Omdat [appellante] gedurende het studiejaar geen bijzondere omstandigheden heeft gemeld bij de studentendecaan, heeft het college zich op het standpunt gesteld dat, als er toch bijzondere omstandigheden waren, zij niet heeft voldaan aan de verplichting om deze tijdig te melden. Weliswaar heeft [appellante] in administratief beroep alsnog bijzondere omstandigheden bij de studentendecaan gemeld, maar daarmee kon de examencommissie bij het nemen van de beslissing op 30 augustus 2023 geen rekening houden. Door de late melding kon [appellante] ook niet meer begeleid worden. Bovendien heeft de studentendecaan geen causaal verband tussen de alsnog aangedragen bijzondere omstandigheden en het niet behalen van de norm kunnen vaststellen. Dat [appellante] wel andere toetsen, waaronder een minor, heeft behaald is volgens het college wel een sterke indicatie dat er geen causaal verband bestaat tussen de omstandigheden en de studieresultaten.
Verder heeft het college zich ten aanzien van de begeleiding op het standpunt gesteld dat [appellante] zich niet beschikbaar heeft gesteld om begeleid te worden.
Dat de norm voor een positief studieadvies inmiddels verlaagd is naar 54 studiepunten maakt niet dat deze ook voor [appellante] zou moeten gelden. Deze nieuwe norm is het gevolg van een ander toetsprogramma en een andere studiepuntenverdeling, aldus het college.
Gronden in beroep
4.       [appellante] betoogt in essentie dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat een causaal verband bestaat tussen de aangedragen persoonlijke omstandigheden en het niet behalen van de benodigde punten. Het college kon zich niet op het standpunt stellen dat het causaal verband niet meer kan worden vastgesteld. [appellante] heeft uitgebreid toegelicht op welke wijze de persoonlijke omstandigheden haar hebben beïnvloed. Dat zij in de aan de orde zijnde periode wel een minor heeft behaald vormt geen contra‑indicatie voor het bestaan van een causaal verband, nog daargelaten dat zij door de studentcoach had moeten worden geïnformeerd dat het niet was toegestaan om de minor te volgen. Tot slot voert [appellante] aan dat de norm in het huidige studiejaar één studiepunt lager is en zij aan die norm voldoet. Daarom is het, mede gelet op de door haar aangevoerde persoonlijke omstandigheden, onevenredig om haar een BNSA te geven.
Overwegingen
5.       In artikel 32, vierde lid, van de Onderwijs- en examenregeling bacheloropleiding tot verpleegkundige 2020-2021 (hierna: de OER) is bepaald dat de studievoortgangsnorm voor het cohort 2020-2021 van [appellante] is gesteld op 55 studiepunten. Partijen zijn het erover eens dat [appellante] na drie jaar studeren 54 studiepunten heeft behaald voor de propedeuse. Hiermee heeft zij de norm voor een positief advies niet gehaald.
5.1.    Op grond van artikel 32, derde en vijfde lid, van de OER kan een studieadvies worden uitgesteld als een student bijzondere omstandigheden bij de studentendecaan, studieloopbaanbegeleider of studentconsulent heeft gemeld toen deze zich voordeden en deze omstandigheden mogelijk invloed hebben gehad op de behaalde studieresultaten.
[appellante] heeft zich beroepen op diverse persoonlijke omstandigheden, maar heeft deze omstandigheden niet gemeld toen deze zich voordeden. [appellante] heeft immers gesteld dat zij vanaf de zomervakantie 2022 gezondheidsklachten - acute bronchitis - had die van invloed waren op het studeren. Vanaf april 2023 zijn daarbij de zorgen gekomen over de gezondheid van haar zus. [appellante] heeft deze omstandigheden niet gemeld toen deze zich voordeden in 2022 en begin 2023, maar pas naar voren gebracht in oktober/november 2023, hoewel zij wist of in ieder geval had moeten weten dat zij persoonlijke omstandigheden meteen moest melden. Zij had immers in studiejaar 2021-2022 al een negatief advies gekregen, welk advies na een administratief beroepsprocedure is omgezet in een uitgesteld advies. Door deze eerdere procedure, waarin het niet melden van persoonlijke omstandigheden door [appellante] uitdrukkelijk al aan de orde is geweest, mocht van haar worden verwacht dat zij wist welke stappen ze moest ondernemen in het geval van mogelijk belemmerende omstandigheden. Dat de situatie over haar eigen gezondheid en die van haar zus vol onduidelijkheden zat, maakt naar het oordeel van de Afdeling niet dat zij niet in contact kon treden met de studentencoach dan wel studentendecaan. Vanuit de opleiding is vanaf december 2022 met haar contact opgenomen door de studentencoach om te kijken hoe het met haar ging en waar ze stond in haar opleiding. [appellante] heeft op deze berichten pas in maart 2023 gereageerd en ook toen heeft ze in haar e-mailbericht en ook niet in het gesprek op 29 maart 2023 melding gemaakt van eventuele persoonlijke omstandigheden. De studentencoach heeft [appellante] doorverwezen naar de studentconsulent maar daar heeft ze geen gehoor aan gegeven. Tijdens het gesprek op 9 mei 2023 met de studentencoach heeft [appellante] evenmin melding gemaakt van bijzondere omstandigheden. Ook heeft zij niet gereageerd op de uitdrukkelijke uitnodiging van de examencommissie aan het einde van het studiejaar om een gesprek te plannen om eventuele bijzondere omstandigheden die een rol kunnen spelen bij het af te geven studieadvies te kunnen bespreken en mee te kunnen wegen. Door de te late melding mocht het college zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt stellen dat niet kan worden vastgesteld dat een causaal verband bestaat tussen de bijzondere omstandigheden en de tegenvallende studieresultaten. Daarbij heeft het college de constatering van de examencommissie mogen betrekken dat [appellante] in de periode dat de bijzondere omstandigheden speelden in ieder geval wel een minor heeft kunnen behalen, hetgeen een indicatie is dat geen sprake is van een causaal verband tussen de omstandigheden en het niet behalen van de twee propedeusetoetsen.
5.2.    Tot slot acht de Afdeling het niet onevenredig dat de examencommissie heeft vastgehouden aan de studievoortgangsnorm zoals die gold voor het door [appellante] gevolgde toetsprogramma en het BNSA in stand heeft gelaten. Daartoe wordt overwogen dat [appellante] ten tijde van de afgifte van het studieadvies twee cruciale kennisvakken uit de propedeuse niet had gehaald, terwijl zij inmiddels in het derde jaar van de studie zat, zij voldoende toetsmogelijkheden heeft gehad om de vakken te behalen en niet is komen vast te staan dat persoonlijke omstandigheden in de weg stonden aan het behalen van deze kennistoetsen. In een dergelijk geval is het niet onevenredig om tot de beslissing te komen dat [appellante] niet geschikt moet worden geacht voor de opleiding.
Conclusie
6.       Het beroep is ongegrond.
7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. H. Benek, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2024
705-1043
BIJLAGE - Wettelijk kader
Onderwijs- en examenregeling 2020-2021 van de bacheloropleiding Verpleegkundige
Artikel 32 - Studieadvies
[…]
3.       Het studieadvies is gebaseerd op de studieresultaten van de propedeuse. De examencommissie adviseert de instituutsdirecteur over het uit te brengen studieadvies. Bij het studieadvies wordt rekening gehouden met bijzondere omstandigheden van de student. De student dient bijzondere omstandigheden te melden bij zijn studieloopbaanbegeleider, zijn studentconsulent of een studentendecaan zodra deze omstandigheden zich voordoen. Wanneer de student omstandigheden te laat meldt onderzoekt de examencommissie of het verschoonbaar was dat de student deze omstandigheden te laat heeft gemeld. […]
4.       De student krijgt een positief studieadvies in onderstaande gevallen:
- bij het behalen van 55 studiepunten of meer van het propedeuse jaar.
De student krijgt een bindend negatief studieadvies in onderstaande gevallen:
- bij het behalen van 54 studiepunten of minder van het propedeuse jaar.
Voor het definitieve studieadvies na een jaar tellen alle onderdelen van de propedeuse mee.
Uitgangspunt is dat alle studiepunten zijn te behalen in  het propedeutisch jaar. Dit betekent dat de herkansing voor een toets eveneens gepland wordt binnen het propedeutisch jaar. […]
5.       Wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel die mogelijk invloed hebben gehad op de behaalde studieresultaten van de student, dan kan het uitbrengen van een studieadvies uitgesteld worden tot aan het eind van het tweede jaar van inschrijving of tot aan het eind van een kortere termijn. Aan het eind van het tweede jaar of de kortere termijn wordt dan opnieuw bekeken of de student heeft voldaan aan de criteria voor een positief studieadvies als bedoeld in lid