ECLI:NL:RVS:2024:2898

Raad van State

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
202303375/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Nijmegen Kanaalhavens - 8 en de gevolgen voor de woonomgeving

Op 5 april 2023 heeft de raad van de gemeente Nijmegen het bestemmingsplan "Nijmegen Kanaalhavens - 8 (Bredestraat nabij nummer 75)" vastgesteld. Dit plan betreft de herbestemming van een bestaande woning en de bouw van een extra woning op een perceel waar voorheen een dierenweide met bijgebouwen was. De initiatiefnemer van het plan is [partij], die in de bestaande woning woont. Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen, bewoners van de omliggende straten, beroep ingesteld. Zij vrezen dat de toevoeging van de tweede woning het dorpse en groene karakter van de wijk Hees aantast.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 1 juli 2024 behandeld. De appellanten betogen dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de inbreng van omwonenden en dat het ‘kuubs voor kuubs’-principe ten onrechte is toegepast. De raad heeft echter gesteld dat de initiatiefnemer zich heeft ingespannen voor participatie en dat de gevolgen van de nieuwe woning voor de naaste buren niet onevenredig zijn. De Afdeling oordeelt dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan de nodige afwegingen heeft gemaakt en dat het plan voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

De Afdeling concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 17 juli 2024.

Uitspraak

202303375/1/R4.
Datum uitspraak: 17 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Nijmegen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Nijmegen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 april 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Nijmegen Kanaalhavens - 8 (Bredestraat nabij nummer 75)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[partij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 1 juli 2024, waar [appellant], vergezeld van [gemachtigde A] en I.[gemachtigde B], en de raad, vertegenwoordigd door ing. D.A. te Braake, zijn verschenen. Verder is op de zitting [partij] als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 22 september 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plan heeft betrekking op de gronden aan de [locatie 1] en de gronden naast de woning op dit perceel. Het plan voorziet in de herbestemming van de bestaande woning en de bouw van een extra woning. Op de plek van de beoogde nieuwe woning en achter de bestaande woning bevond zich een dierenweide met bijgebouwen. De bijgebouwen zijn inmiddels gesloopt. Het bestaande bouwvlak voor de woning aan de [locatie 1] blijft in het plan hetzelfde, maar het bestemmingsvlak "Wonen" is ten opzichte van het bestemmingsvlak uit het voorheen geldende bestemmingsplan "Nijmegen Kanaalhavens" verkleind. Daarnaast is ten behoeve van de te realiseren extra woning een bouwvlak met woonbestemming aan de westzijde van het plangebied toegevoegd. De omliggende gronden hebben de bestemming "Tuin" gekregen. [partij] is initiatiefnemer van het plan en woont in de bestaande woning aan de [locatie 1].
2.1.    [appellant] en anderen wonen naast en in straten rondom het plangebied. Zij kunnen zich niet verenigen met het plan en in het bijzonder met de toevoeging van de tweede woning. Zij vrezen onder meer voor een aantasting van het dorpse en groene karakter van de wijk Hees. Ook voeren zij aan dat het woon- en leefklimaat zal worden aangetast.
Wijze van toetsen
3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Participatie
4.       [appellant] en anderen betogen dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de inbreng van omwonenden. In het kader van de participatie zijn omwonenden alleen eenzijdig geïnformeerd over het plan en was er volgens hen geen ruimte voor inbreng.
4.1.    De raad wijst op de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer voor de participatie in het voortraject. De initiatiefnemer heeft een participatieverslag overgelegd en in paragraaf 7.1 van de plantoelichting staat een samenvatting van de participatie. De raad stelt zich op het standpunt dat de initiatiefnemer zich heeft ingespannen om het participatieproces te doorlopen. Verder merkt de raad op dat [appellant] en anderen gebruik hebben gemaakt om in te spreken over het plan tijdens de raadsvergadering. Ook is de gelegenheid geboden om een zienswijze in te dienen en hier is ook gebruik van gemaakt.
4.2.    De Afdeling stelt voorop dat het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen onderdeel uitmaakt van de in de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Naast de wettelijke zienswijzeprocedure zijn er mogelijkheden tot inspraak en participatie geweest. In paragraaf 7.1 van de plantoelichting staat dat de initiatiefnemer een brief met zijn planvoornemen heeft verstuurd aan de omwonenden en de vereniging Dorpsbelang Hees. Daarna heeft de initiatiefnemer een gesprek gevoerd met de directe buren en een vertegenwoordiger van de vereniging. In paragraaf 7.1 staat ook dat tijdens de bestemmingsplanprocedure de omwonenden en de vereniging op de hoogte zijn gesteld van het aangepaste plan en dat de initiatiefnemer de omwonenden en de vereniging heeft uitgenodigd om deze planaanpassing te bespreken. Volgens de initiatiefnemer zijn de directe buren en de vertegenwoordiger van de vereniging niet op de uitnodiging ingegaan. Met wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd, hebben zij gelet op al het vorenstaande niet duidelijk gemaakt waarom daarmee geen reële participatie zou hebben plaatsgevonden.
Het betoog slaagt niet.
Het ‘kuubs voor kuubs’-principe
5.       [appellant] en anderen betogen dat de raad het principe ‘kuubs voor kuubs’ voor de beoogde extra woning ten onrechte heeft toegepast. Daartoe voeren zij aan dat dit principe al eerder is toegepast bij de verhuizing van de voorheen op het perceel aanwezige zorgboerderij naar het perceel Wolfskuilseweg 256.
5.1.    De raad heeft in de zienswijzenota toegelicht dat het ‘kuubs voor kuubs’-principe niet voortvloeit uit formeel beleid. Aan de ontwikkeling van de extra woning zijn wel stedenbouwkundige randvoorwaarden gesteld. Een van deze randvoorwaarden is de sloop van de bestaande bebouwing op het achterterrein. Verder heeft de raad in zijn verweerschrift toegelicht dat op het perceel Wolfskuilseweg 256 voor de komst van de zorgboerderij een grootschalig kassencomplex aanwezig was. Dit is gesloopt en sinds 2014 is dat terrein volgens de raad braakliggend. Bij de verhuizing van de zorgboerderij naar dit perceel is het ‘kuubs voor kuubs’-principe niet toegepast, omdat in het voorheen ter plaatse van het perceel Wolfskuilseweg 256 geldende bestemmingsplan een ruim bouwvlak was opgenomen voor de gronden die tot 75% volgebouwd konden worden, zo stelt de raad.
5.2.    Artikel 4.2.2, aanhef en onder b, van de planregels luidt:
"De in artikel 4.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels:
a. […]
b. ten aanzien van bouwwerken binnen de aanduiding 'maximum volume (m3)' geldt dat de inhoud van alle bouwwerken samen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwvolume (m3)' met deze aanduiding is aangegeven;
[…]"
In de verbeelding is op de plek voor de nieuwe woning en de omliggende gronden met vermelding van 1.000 m3 die aanduiding opgenomen.
5.3.    Het ‘kuubs voor kuubs’-principe houdt volgens de plantoelichting in dat het aantal kubieke meters aan oude bijgebouwen dat gesloopt wordt, weer gebouwd mag worden. Op de gronden bevonden zich, afgezien van de woning [locatie 1], een kas met een bijgebouw, een garage, een dierenverblijf en een blokhut met een gezamenlijke inhoud van 1.582 m3. Deze laatste opstallen zijn alle gesloopt. Van het volume van 1.582 m3 wordt ongeveer 600 m3 toegerekend aan de bestaande woning. Voor de nieuwe woning en bijgebouwen blijft dan ongeveer 1.000 m3 over. Uit de verbeelding, gelezen in samenhang met artikel 4.2.2, onder b, van de planregels, volgt dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum volume (m3)’ de inhoud van alle bouwwerken samen niet meer dan 1.000 m3 mag bedragen. Het bouwvolume neemt met dit plan dus niet toe ten opzichte van wat er voorheen stond. Verder heeft de raad en overigens ook de initiatiefnemer op de zitting desgevraagd deugdelijk gemotiveerd dat het ‘kuubs voor kuubs’-principe niet al eerder is toegepast bij de verhuizing van de zorgboerderij naar het perceel Wolfsekuilseweg 256. Die ontwikkeling staat geheel los van de ontwikkeling waarin het bestemmingsplan voorziet. De Afdeling is, gelet hierop, van oordeel dat de raad het ‘kuubs voor kuubs’-principe voor de beoogde extra woning op de gronden naast de woning aan de [locatie 1] op juiste wijze heeft toegepast.
Het betoog slaagt niet.
Stedenbouwkundige samenhang
6.       [appellant] en anderen betogen dat de voorziene woning sterk afbreuk doet aan het dorpse karakter van de wijk Hees. De woning past niet in de stedenbouwkundige opzet van Hees, die door het dorpse karakter wordt gekenmerkt door veel groen en openheid. Het halfopen karakter van de wijk blijft beter behouden als de woning op een andere plaats op het perceel wordt gesitueerd en kleiner is of als wordt gekozen voor een aantal kleine woningen.
6.1.    De Afdeling overweegt dat de raad bij de toekenning van de woonbestemming met een bouwvlak rekening heeft gehouden met de halfopen lintstructuur met bebouwingselementen in grote groenruimten. Hierbij heeft de raad toegelicht dat het bouwvlak tussen de percelen [locatie 1] en [locatie 2]-[locatie 3] is gesitueerd om de afwisseling tussen open en gesloten percelen in het lint in stand te houden. Het voorheen geldende bestemmingsplan "Nijmegen Kanaalhavens" bevatte een groot bestemmingsvlak "Wonen". Met het in deze procedure voorliggende plan is dit bestemmingsvlak verkleind en is aan de gronden rondom de voorziene woning de bestemming "Tuin" toegekend. Er gaat dus volgens de raad geen groen verloren en het plan leidt er ook toe dat doorzichten zijn gewaarborgd. Dat de raad na afweging van alle belangen, waarbij onder meer rekening is gehouden met stedenbouwkundige aspecten, een andere keuze heeft gemaakt dan wat [appellant] en anderen voorstaan, valt binnen de beleidsruimte die de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan toekomt. De Afdeling acht de stedenbouwkundige afweging niet onredelijk. De raad mocht zich daarom op het standpunt stellen dat het plan uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.
Het betoog slaagt niet.
Aantasting woon- en leefklimaat
7.       [appellant] en anderen vrezen voor een vergaande aantasting van het woon- en leefklimaat, in het bijzonder voor de directe buren op de percelen [locatie 2] en [locatie 3]. Door de massaliteit van de beoogde woning en de korte afstand tot de woning wordt hun uitzicht negatief beïnvloed. De beoogde woning komt op een afstand van ongeveer 20 m van de woning aan de [locatie 2], wordt maximaal 9 m hoog en heeft een volume van maximaal 1.000 m3.
7.1.    De Afdeling stelt voorop dat geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht. Dit neemt niet weg dat de raad het belang van [appellant] en anderen bij behoud van het uitzicht moet betrekken in zijn belangenafweging. Ten aanzien van het door [appellant] en anderen genoemde volume van 1.000 m3 van de nieuwe woning verwijst de Afdeling naar wat zij hierboven onder 5.3 heeft overwogen. De dichtstbijzijnde woning staat op een afstand van ongeveer 20 m van het bouwvlak van de beoogde nieuwe woning. Het zijuitzicht zal door de komst van de nieuwe woning afnemen. De Afdeling acht een zijdelingse afstand van ongeveer 20 m tussen twee woningen evenwel niet onevenredig. De raad heeft verder in aanmerking kunnen nemen dat de maximale bouw- en goothoogte aansluiten bij de maximale bouw- en goothoogtes voor de naastgelegen woningen en dat in het voorheen geldende bestemmingsplan enige vorm van bebouwing op de gronden van de beoogde woning was toegestaan. Op deze gronden was het toegestaan om aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen te bouwen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad mogen concluderen dat de gevolgen van de nieuwe woning voor de naaste buren niet onevenredig zijn.
Het betoog slaagt niet.
Behoefte
8.       [appellant] en anderen betogen dat het plan niet aansluit bij de behoefte aan woningen voor starters en senioren en aan sociale woningbouw. De voorziene extra woning wordt volgens hen geen starterswoning, sociale woning of seniorenwoning.
8.1.    In paragraaf 4.2 van de plantoelichting is beschreven waarom de raad vindt dat behoefte bestaat aan de in het plan voorziene extra woning . Daarbij heeft de raad verwezen naar het Woningmarktonderzoek 2019 (hierna: het woononderzoek) en de Uitvoeringsagenda Wonen 2020-2025 (hierna: de uitvoeringsagenda). In het woononderzoek staat dat Nijmegen een relatief groot woningtekort kent. De opgave voor Nijmegen is om de zelfstandige woonvoorraad tot en met 2030 met ruim 10.000 woningen uit te breiden. In de koopsector is er volgens de plantoelichting vraag naar alle segmenten: grondgebonden woningen en appartementen, goedkoop, middelduur en duur. In de woonmilieus met veel functiemenging richt de kwalitatieve woningbehoefte zich sterk op sociale en vrije sector huurappartementen. In de andere woonmilieus gaat de voorkeur naar grondgebonden koopwoningen uit, zo staat in de plantoelichting. In de uitvoeringsagenda staat dat wordt ingezet op alle doelgroepen, waarbij extra wordt ingezet voor de doelgroepen die hulp nodig hebben op de woningmarkt, zoals één- en tweepersoonshuishoudens, starters, lage en middeninkomens en studenten. De raad stelt zich op het standpunt dat het toevoegen van één bouwvlak waarmee wordt voorzien in de ontwikkeling van één extra woning, past binnen de in de plantoelichting beschreven behoefte die is gebaseerd op het woononderzoek en de uitvoeringsagenda, en daarom voldoet aan het gemeentelijke woonbeleid. Ook al betreft het hier geen woning voor een doelgroep die hulp nodig heeft op de woningmarkt, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat geen behoefte bestaat aan de voorziene woning en deze niet past binnen het gemeentelijke woonbeleid. De raad heeft dit deugdelijk gemotiveerd.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
9.       Het beroep is ongegrond.
10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bechinka
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2024
371-1077