ECLI:NL:RVS:2024:2877
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 1 maart 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 3 juni 2024 het beroep gegrond verklaarde, de afwijzing vernietigde en de rechtsgevolgen daarvan in stand hield. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 16 juli 2024 uitspraak gedaan. De rechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de motivering van de rechtbank werd overgenomen. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen en de minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, waarbij mr. V.V. Essenburg als voorzieningenrechter en mr. J.W. Prins als griffier aanwezig waren.