ECLI:NL:RVS:2024:2846
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- A. Kuijer
- W.M. Vos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en verzoek om voorlopige voorziening
Op 10 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De vreemdeling had op 4 augustus 2023 een aanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Hiertegen had de vreemdeling bezwaar gemaakt, maar dit werd op 21 december 2023 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 28 mei 2024 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Pals, heeft hierop hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat dit niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De beslissing werd genomen door mr. A. Kuijer, de voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.M. Vos, de griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.