202100828/1/R2.
Datum uitspraak: 10 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Sprundel, gemeente Rucphen,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rucphen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 oktober 2018 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het gebruik van de Verlengde Vosdonkseweg in strijd met de geluidsvoorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg" (hierna: het bestemmingsplan) afgewezen.
Bij besluit van 8 maart 2019 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 15 december 2020 heeft het college naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1570) opnieuw besloten op het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar, dat bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 2 oktober 2018 in stand gelaten. Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 23 mei 2024, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. H. Noordhoek, advocaat in Breda, bijgestaan door mr. J.T.A. Kuijlen, R.E.S.S. Vliex, ing. A.J.C. van Dorst en R. van der Honing zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op dat verzoek onherroepelijk wordt.
Het verzoek om handhaving is gedaan op 30 juli 2018. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. [appellant] woont aan de [locatie] in Sprundel, naast de Verlengde Vosdonkseweg. Hij heeft het college verzocht om handhavend op te treden. Volgens [appellant] wordt de Verlengde Vosdonkseweg gebruikt in strijd met artikel 4.3, aanhef en onder g, van de planregels, omdat geen geluidswerende voorziening is gerealiseerd die de geluidbelasting van de weg op de gevel van zijn woning beperkt tot 48 dB.
3. Het college heeft het verzoek om handhaving afgewezen. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1570, het oorspronkelijke besluit op bezwaar van 26 februari 2019 vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. In het akoestisch onderzoek, dat aan dat besluit ten grondslag lag, was namelijk van onjuiste uitgangspunten uitgegaan. De Afdeling heeft het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen waaraan het college een nieuw akoestisch onderzoek ten grondslag moet leggen. Dit nieuwe akoestische onderzoek moet uitgaan van de periode 2018-2028 en voor de beoordeling van de geluidbelasting op de gevel van de woning van [appellant] moet gerekend worden met een gemiddelde snelheid van 60 km/u. De Afdeling heeft bepaald dat tegen het nieuw te nemen besluit op bezwaar slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld. 4. Het college heeft naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling op 15 december 2020 een nieuw besluit op bezwaar genomen en aan dat besluit een nieuw akoestisch onderzoek ten grondslag gelegd, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Akoestisch Onderzoek Verlengde Vosdonkseweg Rucphen" van Rho adviseurs van 5 oktober 2020 (hierna: het akoestisch rapport). Uit dit akoestisch rapport volgt dat op twee plaatsen op de gevel van de woning van [appellant] een geluidbelasting van afgerond 49 dB wordt gemeten, wat een overschrijding is van de maximale geluidbelasting van 48 dB die is neergelegd in artikel 4.3, onder g, van de planregels. Het college heeft echter besloten om de afwijzing van het handhavingsverzoek in stand te laten, omdat er concreet zicht op legalisatie bestaat. In het akoestisch rapport zijn een drietal maatregelen voorgesteld om de geluidbelasting op de gevel van de woning van [appellant] terug te brengen naar 48 dB. Een van deze maatregelen is een verhoging van de geluidswand ter plaatse van de woning van [appellant] met 10 cm, waardoor de maximale geluidbelasting van 48 dB niet meer wordt overschreden en er geen strijd meer is met artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 4.3, onder g, van de planregels. Het college heeft ervoor gekozen om deze maatregel uit te gaan voeren. Ten tijde van het besluit van 15 december 2020 was voor het verhogen van de geluidswand een ontvankelijke vergunningaanvraag ingediend. Deze omgevingsvergunning is inmiddels verleend en onherroepelijk geworden.
5. [appellant] vreest dat hij ook na de verhoging van de geluidswand nog steeds geluidoverlast zal ervaren van het verkeer op de Verlengde Vosdonkseweg.
Belemmering van de rechtsgang?
6. [appellant] betoogt dat het college zijn rechtsgang belemmert, door stelselmatig informatie niet tijdig te verstrekken of helemaal niet te verstrekken.
6.1. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het college de rechtsgang van [appellant] heeft belemmerd. [appellant] heeft geen concrete omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat het college in deze procedure processtukken of andere informatie niet of niet tijdig heeft verstrekt. De uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 mei 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:2467, waarnaar [appellant] verwijst en die gaat over een door [appellant] ingediend verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, leidt ook niet tot dat oordeel. Op de zitting is duidelijk geworden dat deze uitspraak geen betrekking heeft op stukken die in deze procedure relevant zijn. Het betoog slaagt niet.
Bevoegdheid om handhavend op te treden
7. Vaststaat en niet in geschil is dat de Verlengde Vosdonkseweg wordt gebruikt in strijd met artikel 4.3, aanhef en onder g, van de planregels, omdat de geluidswerende voorziening de geluidbelasting van de weg op de gevel van de woning van [appellant] niet beperkt tot 48 dB. Het college was dus bevoegd om daartegen handhavend op te treden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
8. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het college mocht afzien van handhavend optreden vanwege concreet zicht op legalisatie.
Het akoestisch rapport
9. [appellant] betoogt dat het college zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat er concreet zicht op legalisatie is. Volgens [appellant] is het akoestisch rapport, dat aan het besluit op bezwaar van 15 december 2020 ten grondslag is gelegd, gebrekkig. Ten eerste ontbreken volgens [appellant] essentiële gegevens in het rapport, omdat de verkeersbewegingen als gevolg van initiatieven van andere bestemmingsplannen niet in de berekeningen zijn meegenomen. Ook de bouw van een nieuwe Lidl-supermarkt en de uitbreiding van industrieterrein De Nijverhei zijn niet meegenomen in de berekeningen. Bovendien is gerekend met een halvering van het aantal verkeersbewegingen voor sport- en recreatiegebied De Binnentuin ten opzichte van het vorige akoestische onderzoek, terwijl de verwachting volgens [appellant] is dat het aantal bezoekers van De Binnentuin juist gaat toenemen.
Ten tweede zijn de gegevens in het akoestisch rapport volgens [appellant] tegenstrijdig. De aantallen zwaar verkeer corresponderen namelijk niet met de aantallen zwaar verkeer in de verkeerstellingen die de gemeente Rucphen heeft uitgevoerd in 2018 en 2020. Ook corresponderen de verkeersaantallen in het akoestisch rapport niet met de verkeersaantallen die de gemeente Rucphen in andere bestemmingsplanprocedures hanteert voor de Verlengde Vosdonkseweg.
9.1. De Afdeling stelt vast dat in het akoestisch rapport gebruik is gemaakt van het statisch verkeersmodel van de provincie Noord-Brabant (BBMA WEB, versie S107). Dit model kent als basisjaar 2015 en als toekomstjaren 2030 en 2040. Door Goudappel/Coffeng, de beheerder van het verkeersmodel, zijn de voorziene netwerkwijzigingen en ontwikkellocaties die in het verkeersmodel nog niet bekend waren aan de basisjaren toegevoegd. Het gaat onder andere om aanpassingen van maximumsnelheden, de invoering van vrachtverkeerverboden en nieuwe of groeiende ontwikkelingen, zoals de groei van De Nijverhei en De Binnentuin. Aan de hand van deze aanpassingen heeft Vliex Akoestiek en Lawaaibeheersing de berekeningen uitgevoerd voor de jaren 2018 en 2028. Verder is in het akoestisch rapport uitgegaan van de omstandigheid dat de Verlengde Vosdonkseweg een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom is. Ter uitvoering van de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020 is daarbij met een maximumsnelheid van 60 km/u gerekend.
9.2. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat er essentiële gegevens ontbreken in het akoestisch rapport. Het college heeft op de zitting toegelicht dat een aantal van de door [appellant] benoemde ontwikkelingen in het bestemmingsplan passen en dus in het verkeersmodel zijn meegenomen, zoals de Lidl-supermarkt, fysiotherapeut Dynamico, transportbedrijf Rebro en de ontwikkeling aan de Dorpsstraat 71-77 in Sint Willebrord. Daarnaast heeft het college toegelicht dat een aantal van de door [appellant] benoemde ontwikkelingen niet in het model zijn meegenomen, omdat dat relatief kleine ontwikkelingen zijn en de gevolgen daarvan minimaal zullen zijn. Het gaat onder andere om de ontwikkelingen aan de Dorpsstraat 91-95 in Sint Willebrord, de Hazelaarstraat naast nummer 37 in Sint Willebrord, de Noorderstraat 16 in Sprundel en de Kerkstraat 19 in Rucphen. Ook heeft [appellant] een aantal ontwikkelingen benoemd die volgens het college niet worden gerealiseerd en daarom niet zijn meegenomen in het model, zoals de ontwikkelingen aan de Fazantendonk in Sint Willebrord en de Omgeving Omgangstraat in Sprundel.
Verder heeft het college toegelicht dat de plannen voor De Binnentuin neerwaarts zijn bijgesteld. Zo worden de wielerbaan en de uitbreiding van SnowWorld niet voor 2028 voorzien, zodat deze niet in de berekeningen zijn meegenomen. Ook volgt de Afdeling [appellant] niet in zijn betoog dat geen rekening is gehouden met de uitbreiding van industrieterrein De Nijverhei, omdat uit het akoestisch rapport volgt dat deze uitbreiding is meegenomen in de berekeningen.
9.3. Daarnaast ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de gegevens in het akoestisch rapport tegenstrijdig zijn met de verkeerstellingen die de gemeente Rucphen heeft uitgevoerd. Het college heeft verkeerstellingen ingebracht die door de gemeente Rucphen zijn uitgevoerd tussen 2019 en 2023 op de Verlengde Vosdonkseweg. Uit deze verkeerstellingen volgt dat het aandeel middelzwaar en zwaar vrachtverkeer tussen 2019 en 2023 afneemt van 10% naar 7% van het totale verkeer op de Verlengde Vosdonkseweg. Dit is in lijn met de percentages die Vliex Akoestiek en Lawaaibeheersing hanteert voor zwaar en middelzwaar verkeer op de Verlengde Vosdonkseweg in 2024 en 2028. Aan de hand van deze verkeerstellingen heeft het college naar het oordeel van de Afdeling aangetoond dat de berekeningen in het akoestisch rapport voor zwaar en middelzwaar verkeer op de Verlengde Vosdonkseweg geen noemenswaardige afwijkingen bevatten ten opzichte van de ingebrachte verkeerstellingen. Het college heeft op de zitting toegelicht dat in andere bestemmingsplanprocedures met afwijkende verkeersaantallen is gerekend, omdat toen nog niet bekend was dat een deel van de plannen voor De Binnentuin niet zou worden gerealiseerd.
9.4. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling, anders dan [appellant] betoogt, geen grond voor het oordeel dat het akoestisch rapport gebrekkig is. Het college heeft daarom het akoestisch rapport aan het besluit op bezwaar van 15 december 2020 ten grondslag mogen leggen.
Het betoog slaagt niet.
Gebiedsontsluitingsweg
10. De Afdeling gaat niet inhoudelijk in op het betoog van [appellant] dat de Verlengde Vosdonkseweg niet voldoet aan de richtlijnen van CROW voor gebiedsontsluitingswegen. [appellant] heeft deze beroepsgrond namelijk niet aangevoerd tegen het eerdere besluit op bezwaar van 26 februari 2019. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting en de rechtszekerheid van de andere partijen, kan niet worden aanvaard dat nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die ook al tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. De Afdeling wijst ter vergelijking op haar uitspraak van 21 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3405, onder 14.2. Conclusie
11. Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
12. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.H. van den Biggelaar, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Van den Biggelaar
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Graaff-Haasnoot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2024
531-1092