202303526/1/A2
Datum uitspraak: 10 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 mei 2023 in zaak nr. 22/5609 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen (thans: de Dienst Toeslagen).
Procesverloop
Bij besluit van 30 augustus 2022 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de betaling van voorschotten kinderopvangtoeslag van [appellant] stopgezet met ingang van 7 juni 2021.
Bij besluit van 2 november 2022 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 mei 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juni 2024, waar [appellant] en de Dienst Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. In deze zaak is in geschil of de aan [appellant] uitgekeerde voorschotten kinderopvangtoeslag terecht met terugwerkende kracht zijn stopgezet vanaf 7 juni 2021. De Dienst Toeslagen heeft nog geen besluit genomen over eventuele terugvordering van die voorschotten. Deze uitspraak gaat dus niet over de eventuele terugvordering.
Besluitvorming
2. [appellant] ontving, vanaf 7 juni 2021, over een gedeelte van 2021 en 2022 voorschotten kinderopvangtoeslag. Zijn vrouw, tevens zijn toeslagpartner, volgde destijds een opleiding Webdesign aan de Nationale Handelsacademie B.V. Volgens de Belastingdienst/Toeslagen is dat geen erkende opleiding en voldoet zij daarom niet aan de voorwaarde voor kinderopvangtoeslag als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, aanhef en onder j, van de Wet kinderopvang (hierna: Wko), in samenhang gelezen met artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs. De Belastingdienst/Toeslagen heeft daarom de betaling van de voorschotten aan [appellant] met terugwerkende kracht stopgezet.
3. [appellant] stelt dat hij voor de aanvraag om kinderopvangtoeslag in 2021 telefonisch contact heeft gehad met een medewerker van de Belastingdienst/Toeslagen. Volgens [appellant] heeft de medewerker de toezegging gedaan dat de opleiding die zijn vrouw volgde voldoet om in aanmerking te komen voor kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich op het standpunt gesteld dat aan [appellant] geen telefonische toezegging is gedaan.
Uitspraak van de rechtbank
Voorwaarden
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt gesteld dat voor de vraag of het volgen van een opleiding aanspraak geeft op kinderopvangtoeslag, gekeken moet worden of die opleiding voldoet aan artikel 1.6, eerste lid, aanhef en onder j, van de Wko. Dat het volgen van de opleiding voor de vrouw van [appellant] heeft geleid tot een baan, is hiervoor niet bepalend. De Belastingdienst/Toeslagen heeft deugdelijk onderbouwd dat er in dit geval geen sprake is van een erkende opleiding. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat die stelling niet klopt.
Vertrouwensbeginsel
5. Het beroep op het vertrouwensbeginsel kan niet slagen. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat aan hem een toezegging is gedaan dat de opleiding van zijn vrouw een erkende opleiding is en hij daarom aanspraak kon maken op kinderopvangtoeslag. Hij heeft zijn betoog niet met stukken onderbouwd. In de overgelegde telefoonnotities van de Belastingdienst/Toeslagen staan hiervoor ook geen aanwijzingen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft ook toegelicht dat het niet gebruikelijk is dat hij de aanvrager van kinderopvangtoeslag vraagt om een kopie van inschrijving van de opleiding. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn geval wel is gebeurd. Verder zou, als dat wel het geval was, hieruit niet volgen dat de Belastingdienst/Toeslagen de opleiding ook heeft goedgekeurd, aldus de rechtbank.
Beoordeling van het hoger beroep
6. De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 5.3 en 6.2 tot en met 6.4 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. De enkele omstandigheid dat [appellant], naar hij in hoger beroep stelt, te goeder trouw was en niet wist dat de opleiding van zijn vrouw geen erkende opleiding was en hij daarom geen aanspraak op kinderopvangtoeslag had, brengt niet mee dat de uitbetaling van de voorschotten kinderopvangtoeslag waar geen aanspraak op bestond ten onrechte is stopgezet.
Het betoog in hoger beroep slaagt niet.
Conclusie
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
8. De Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hazen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2024
452-1100