ECLI:NL:RVS:2024:2784
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris
Op 8 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had op 23 mei 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 1 juli 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat de voorgenomen beëindiging van verstrekkingen op 8 juli 2024 dreigde te worden uitgevoerd.
De voorzieningenrechter overwoog dat de hogerberoepstermijn nog niet was verstreken en dat het daarom noodzakelijk was om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter besloot dat de voorgenomen beëindiging van de verstrekkingen op 8 juli 2024 achterwege moest blijven. Daarnaast werd de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is van belang voor de rechtsbescherming van vreemdelingen die in asielprocedures betrokken zijn. De beslissing benadrukt het belang van het treffen van voorlopige voorzieningen in situaties waarin de rechtsgang nog niet is afgerond.